C
Gebruik van het apparaat
Alarm
Als het alarm afgaat, brandt het "Alarm" pictogram en hoort u een geluidssig-
naal. Druk op "Alarm" om het alarm te stoppen en het "Alarm" pictogram dooft.
Deuralarm
Het alarmcontrolelampje brandt en u hoort een geluidssignaal om een probleem aan
te geven, bijv. als de deur per ongeluk wordt opengelaten.
•
Als de deur van de koelkast gedurende langer dan 2 seconden wordt open gehou-
den, treden het deuralarm en de zoemer in werking. Het alarm gaat 3 keer per
minuut gedurende 10 minuten af. Doe de deur dicht om de zoemer uit te schakelen.
•
Om op energie te besparen, laat de deur niet langdurig open wanneer de koelkast
is ingeschakeld. Het deuralarm stopt tevens wanneer de deur wordt gesloten.
Power
Als u van plan bent om het apparaat gedurende een lange periode niet te
gebruiken, druk op de "Power" knop.
•
Tijdens de werking van de koelkast, schakel het apparaat uit door circa 5 secon-
den op de "Power" knop te drukken, het bedieningspaneel wordt vervolgens
uitgeschakeld. Belangrijk! Bewaar tijdens deze periode geen levensmiddelen in
de koelkast. Als u de koelkast gedurende een lange periode niet zult gebruiken,
bevelen we aan om de stekker uit het stopcontact te halen.
•
Als het apparaat opnieuw op de voeding wordt aangesloten, schakel het apparaat
opnieuw in door 1 seconde op de "Power" knop te drukken en het apparaat wordt
op de basisinstellingen ingesteld.
Werking van uw apparaat
Uw apparaat is voorzien van het toebehoren, zoals vermeld in de sectie "Beschrijving
van het apparaat". Volg de aanwijzingen die in deze sectie zijn vermeld wanneer u het
toebehoren voor de eerste keer gebruikt.
Deurvakken
•
Deze vakken dienen voor het bewaren van eieren, blikken, drank in flessen en
verpakte levensmiddelen, etc.
•
Plaats geen te zware producten in de vakken (Figuur 1).
Koelkastplanken
•
De koelkast is voorzien van legplanken die voor reiniging verwijderd kunnen wor-
den (Figuur 2).
•
De temperatuur in dit vak is lager dan de temperatuur in de koelkast. Voor een
normale werking van het bewaarzone, bevelen we aan om de temperatuur van
de koelkast op 2°C of 3°C in te stellen.
•
Dit vak is bestemd voor het bewaren van vis, vlees en andere levensmiddelen die
vochtgevoelig zijn.
38
Deksel van bak
•
Het deksel zorgt voor een ideale koeltemperatuur voor de groente.
Groentebak
•
Deze bak is bestemd voor het bewaren van fruit en groente.
OPMERKING:
Het bovenste deurrek is bestemd voor het bewaren van eieren en het onder-
ste deurrek bestemd voor het bewaren van flessen drank.
Groentebak en vochtregeling
•
De groentebak, die op telescopische schuifstangen is gemonteerd, is bestemd
voor het bewaren van groente en fruit. U kunt de vochtigheidsgraad binnenin de
bak regelen met behulp van het schuifblokje.
•
Het schuifblokje bevindt zich op het deksel van de bak en kan naar links of rechts
worden geschoven om de grootte van de ventilatieopening aan te passen. Hoe
meer de luchtopening open is, hoe minder luchtvochtigheid en vice versa.
•
We bevelen aan om groente in een vochtige omgeving en fruit in een minder voch-
tige omgeving te bewaren.
•
Om de groentebak uit te halen, trek ze naar voren en til de groentebak vervolgens
uit de schuifstangen. Vergeet niet om eerst de levensmiddelen uit de bak te halen.
Flessensteun
•
De flessensteun kan worden gebruikt om de flessen vast te zetten (Figuur 3).
OPMERKING:
Het onderste deurrek bevat een flessensteun.
Gebruik van het apparaat
Schuifblokje voor vochtregeling
Deksel van groentebak
Groentebak
C
39