EXTERNE TEMPERATUURSONDE (OPTIE).
De ketel is voorzien voor toepassing van een externe sonde (Fig.
9) die als optionele kit beschikbaar is. De sonde kan rechtstreeks
worden aangesloten op de elektrische installatie van de ketel, ze
zorgt dat de maximumtemperatuur voor toevoer naar de installatie
automatisch vermindert wanneer de buitentemperatuur toeneemt,
om zo de warmte die aan de installatie geleverd wordt aan te pas-
sen in functie van de buitentemperatuur. De externe sonde treedt
altijd op wanneer ze aangesloten is, ongeacht de aanwezigheid of
het type omgevingsklokthermostaat dat gebruikt wordt, en kan
in combinatie met de klokthermostaten van Immergas werken.
De elektrische aansluiting van de externe sonde moet gebeuren
op de klemmen 38 en 39 op de elektronische kaart van de ketel
Fig. 5 (MLC26) of Fig. 6 (MLC34).
• Controle van de gemengde zone. De correlatie tussen toevoer-
temperatuur en buitentemperatuur wordt bepaald door de positie
van de trimmer 15-16 Fig. 7 (MLC26) of 7-8 Fig. 8 (MLC34)
aanwezig op de zonekaart, volgens de curve op het diagram Fig.
10 (MLC26) of Fig. 11 (MLC34).
• Controle van de directe zone. Voor de correlatie tussen de
toevoertemperatuur en buitentemperatuur is de informatie in
de gebruiksaanwijzing van de ketel geldig.
START VAN DE INSTALLATIE.
Na de aansluitingen te hebben uitgevoerd, het dashboard van de
ketel en de dozen van de zonekit sluiten. De correcte waterdruk
in de verwarmingsinstallatie herstellen d.m.v. de vulkraan.
De ketel onder spanning zetten en controleren of elke ruimtether-
mostaat (of afstandsbediening) de relatieve circulatiepompen
activeert.
De installatie en de ketel ontluchten, zoals beschreven in de ge-
bruiksaanwijzing van de ketel.
Monteer de behuizing van de ketel.
Initialisering mengklep.
Telkens de ketel onder spanning wordt gezet, wordt de in-
tialisering van de mengklep uitgevoerd (5 fig. 2) door ze
drie minuten te sluiten; op deze wijze wordt de synchro-
nisatie tussen de printkaarten de mengklep uitgevoerd.
De thermische energie kan enkel naar de mengzone overgebracht
worden als deze initialisering is voltooid.
Controles.
Wij adviseren om op de grafieken van het vermogen en de opvoer-
hoogte, die hieronder worden getoond, het maximumvermogen
van de circulatie in de installatie te controleren om de correcte
dimensionering van de ontwerpparameters te beoordelen. Ze
moeten ook een maximale oppervlaktetemperatuur van de vloer-
verwarming mogelijk maken, conform met de bepalingen van de
norm UNI EN 1264.
23