Informatie voor de elektrotechnische
installateur
Montage en elektrische aansluiting
Gevaar voor elektrische schokken bij
ç
aanraking van spanningsvoerende delen
in de inbouwomgeving.
Het apparaat kan beschadigd raken.
Voorafgaand aan werkzaamheden aan
het apparaat de aansluitleidingen loskop-
pelen en spanningvoerende onderdelen in
de omgeving afdekken!
Montageplaats kiezen
Kies de montageplaats tegen het gebouw op zo'n
manier dat wind, neerslag en zon ongehinderd
kunnen worden geregistreerd door de sensoren:
- invloeden door hindernissen of schaduwen van
gevels, daken of bomen voorkomen
- niet onder een bouwplaats monteren, waardoor
neerslag vertraagd op de sensor terecht kan
komen
- invloeden op het GPS-signaal door magneti-
sche velden, zenders en stoorvelden door elek-
trische apparaten zoals tl-lampen, lichtrecla-
mes en schakelnetdelen voorkomen
- niet in de nabij heid van schoorstenen of andere
luchtafvoer- of airco-installaties monteren
- niet in de nabij heid van radiozenders monteren
- Onderaan, opzij en vooraan moet een ruimte
van minstens 60 cm vrij blij ven om correcte
windmetingen te kunnen garanderen en om te
verhinderen dat het apparaat wordt inge-
sneeuwd
- Montage tegen een loodrechte muur (afbeel-
ding 2) of een mast (afbeelding 5, rechts)
Kies de montageplaats zo dat het weerstation
P
altij d goed bereikbaar is voor onderhoudswerk-
zaamheden.
90°
> 60 cm
Afbeelding 2
Apparaat uitrichten
Voor de juiste meting van de helderheid moet het
weerstation zo worden gericht dat de helderheid-/
schemersensor naar het zuiden wij st.
l Apparaat met behulp van een kompas op het
zuiden richten (afbeelding 3).
Als de richting onjuist is, kan dit de meetwaar-
P
den van de helderheidssensor beïnvloeden.
Afwij ken van de zuidelij ke richting kan zinvol
P
zij n als dit nodig is door specifi eke verhou-
dingen ter plaatse, zoals bij voorbeeld door
bestaande gevelwanden, geografi sche bij zon-
derheden enz.
l Apparaat in de dwarsrichting met een waterpas
horizontaal uitlij nen (afbeelding 3)
W
(1)
(2)
Afbeelding 3: uitlij nen op het zuiden en loodrecht
Apparaat aansluiten en monteren
Installatievoorschriften voor SELV-installaties
P
aanhouden.
Ingangskabels niet parallel met voedingskabels
P
installeren, om EMC-storingen te voorkomen.
Het weerstation wordt geleverd inclusief een
wand-/mastbevestiging (6). Deze is bij levering aan
de achterkant ingeklikt (afbeelding 4).
Voor de montage tegen muren, masten of dra-
P
gers zij n optioneel houders met een scharnier
verkrij gbaar (zie toebehoren).
l Wand-/mastbevestiging (6) met een schroe-
vendraaier voorzichtig ontgrendelen en naar
onderen er uit schuiven (abeelding 4).
Afbeelding 4: wand-/mastbevestiging losmaken
(6)
Muur-/mastbevestiging
l Loodrecht tegen een muur bevestigen met
twee schroeven of met de meegeleverde kabel-
binders op een mast aanbrengen.
Let er daarbij op dat:
- bij wandmontage de vlakke kant tegen de
wand ligt en het sikkelvormige pad (7) naar bo-
ven wij st (afbeelding 5, links)
- bij mastmontage de bolle kant tegen de mast
ligt en het sikkelvormige pad (7) naar beneden
wij st (afbeelding 5, rechts)
Ontneem de afstand tussen de gaten en de
P
afmetingen voor het uitlij nen van de boorgaten
aan het meegeleverde boorschema.
N
E
Afbeelding 5: wand- (links)/mastbevestiging
S
(7)
sikkelvormig pad
l De afdekking aan de zij kanten in de gleuven (9)
iets uit elkaar trekken en de afdekking (8) van
het onderste deel van de behuizing (3) trekken.
Voorzichtig bij het openen van het weerstation
P
De regensensor in de afdekking en de print-
plaat in de onderkant van de behuizing zij n met
een kabel met elkaar verbonden.
(6)
Afbeelding 6: voorbereiding van de montage
(8)
Afdekking met regensensor
(9)
Gleuven in de afdekking
l De leidingen van de hulpspanning en KNX-bus
door de rubber afdichtingen onderin het weer-
station voeren.
Het tweede aderpaar (geel/wit) van de KNX-
P
buskabel kan worden gebruikt voor de aanslui-
ting van de hulpspanning.
l Buskabel via aansluitklem (11) aansluiten. Let
daarbij op de juiste polariteit.
l De hulpspanning aansluiten op de aansluit-
klemmen (10)
(10)
(12)
(14)
Afbeelding 7: binnenaanzicht
(7)
(rechts)
(8)
(3)
(9)
(11)
(13)
(2)