• De gebruikstemperatuur moet tussen 10 °C en
45 °C bedragen.
• Neem tevens de beperkingen van dronericht-
lijnen ten aanzien van verboden gebieden in
acht (zie het hoofdstuk "Veiligheidstips").
Vliegen voorbereiden
Let voordat u met de quadrocopter (1) gaat vlie-
gen op het volgende:
1. Plaats de quadrocopter (1) om te beginnen op
een vlakke ondergrond, zodat de hoogtesensor
correct werkt.
AANWIJZING: de aan-/uitschakelaar
(1d) bevindt zich aan de achterzijde van de
quadrocopter (1).
2. Beweeg de gas- (2h) en stuurhendel (2l) altijd
langzaam, voorzichtig en met gevoel.
AANWIJZING: na het bewegen springt
de gas- en stuurhendel weer terug naar het
midden. De quadrocopter stijgt/daalt een
zekere hoogte en blijft daar.
3. Blijf tijdens het gebruik voortdurend naar de
quadrocopter (1) kijken!
PAS OP: houd de quadrocopter tijdens
het vliegen altijd binnen zichtafstand!
4. Hang geen lasten aan de quadrocopter (1).
PAS OP: controleer voor elke vlucht of de
rotorbescherming (1c) (afb. B) correct is
geplaatst en onbeschadigd is.
Anders bestaat het gevaar dat de rotorbladen
(1a), (1b) tijdens de vlucht beschadigd raken en
tot letsel kunnen leiden.
Vliegen starten en
quadrocopter besturen
Let tijdens het vliegen op te voorzien onjuist
gebruik door:
• plotseling optredende weersveranderingen
• plotseling optredende windveranderingen
(windstoten)
• verlies van zichtafstand
• directe invloed van de zon (oververhitting,
beperking van het zicht met verlies van de
vliegcontrole)
Vliegen starten (afb. H)
1. Schakel de quadrocopter (1) met de schakelaar
(1d) uit (OFF).
54
NL/BE
2. Druk op de aan-/uitschakelaar (2a) op de af-
standsbediening (2). De velden op het display
(2j) knipperen.
AANWIJZING: schakel altijd eerst de
afstandsbediening (2) in.
3. Plaats de accu (7) in de quadrocopter (1).
4. Zet de aan-/uitschakelaar (1d) op ON. De
controlelampjes (1g) van de quadrocopter (1)
knipperen en er klinkt een signaaltoon uit de
afstandsbediening (2).
5. Beweeg de gashendel (2h) helemaal naar
voren en vervolgens helemaal naar achteren.
AANWIJZING: door deze procedure
wordt een verbinding tot stand gebracht
tussen de quadrocopter (1) en de afstands-
bediening (2).
Als de gashendel (2h) niet eerst naar voren en
naar achteren wordt bewogen, blijft de quadro-
copter (1) vergrendeld en is deze niet gereed om
te vliegen.
Er klinken signaaltonen uit de afstandsbediening
(2).
De controlelampjes (1g) van de quadrocopter (1)
branden ononderbroken. De quadrocopter (1) is
nu gereed om te vliegen.
AANWIJZING: op het display (2j)
worden de snelheid en de modus NORMAL
weergegeven.
6. Druk op de knop START/LAND (2i) aan de
voorzijde van de afstandsbediening. De rotor-
bladen beginnen te draaien.
Quadrocopter besturen
Door de geïntegreerde hoogtesensor blijft de
quadrocopter automatisch op gelijke hoogte.
Hierdoor worden de eerste vliegmanoeuvres ver-
eenvoudigd. U hebt verschillende mogelijkheden
om te sturen:
• Stijgen/dalen (gas) (afb. I)
Als u de gashendel (2h) naar voren beweegt,
wordt het toerental van de rotorbladen (1a),
(1b) verhoogd. De quadrocopter (1) begint
op te stijgen. Als u de gashendel (2h) naar
achteren beweegt, wordt het toerental van de
rotorbladen (1a), (1b) verlaagd. De quadro-
copter (1) begint te dalen.