IN GEBRUIK
1.
Het toestel werkt mogelijk niet optimaal (kans op ontdooien of te
warme temperatuur in het vriesvak) wanneer het gedurende langere
periode op een plaats staat waar de omgevingstemperatuur onder het
minimum zit van het temperatuurbereik waarvoor het koelapparaat
ontworpen is.
2.
Aangezien de binnentemperatuur kan worden beïnvloed door factoren
zoals de locatie van het koeltoelstel, de omgevingstemperatuur
en de frequentie waarmee de deur wordt geopend, moet
indien nodig worden gewaarschuwd dat de instelling van een
temperatuurregeltoestel moet worden aangepast om rekening te
houden met deze factoren.
3.
Koolzuurhoudende dranken mogen niet worden bewaard in de
vriesvakken of in vakken met lage temperatuur en sommige producten
zoals waterijs mogen niet te koud worden geconsumeerd.
4.
De door de voedselfabrikanten aanbevolen bewaartijden voor alle
soorten voedsel mogen niet worden overschreden.
5.
Een stijging van de temperatuur van het ingevroren voedsel tijdens
het manueel ontdooien, het onderhouden of het schoonmaken kan de
bewaartijd verkorten.
6.
Het is beter om het diepgevroren voedsel verpakt te bewaren op
verschillende glazen legplanken.
7.
Indien het koeltoestel gedurende langere periode niet in werking is
(wegens stroomonderbreking of defect van het koelsysteem) moet u de
nodige maatregelen treffen voor het diepgevroren voedsel.
14