De drie belangrijkste factoren die de druk beïnvloeden, zijn:
1. De hoogte. Hoe groter de hoogte, hoe lager de druk. Indien
de druk op zeeniveau 1013 hPa (0m) bedraagt zal ze in
identieke meteorologische omstandigheden slechts 977 hPa
bedragen op 300m of 794 hPa op 2.000m.
2. De meteorologische omstandigheden. De atmosferische
druk verandert naargelang het weer. Bij zeer mooi weer kan
de druk op zeeniveau 1050 hPa bereiken, terwijl ze bij zeer
slecht weer kan dalen tot 980 hPa.
3. De wind. De wond oefent druk uit op de voorwerpen die hij
op zijn weg vindt. Bij een windsnelheid van 100 km/h kan de druk ongeveer
+/- 10 hPa afwijken, afhankelijk van de positie van het instrument. Bij wind-
snelheden van minder dan 30 km/h is dit verschijnsel echter te verwaarlozen.
De druk kan geselecteerd worden met de knop mode. De druk in hPa wordt
aangeduid onderaan de display.
Drukevolutie :
Het instrument kan de druk van 3, 6, 9 en 12 uur geleden opzoeken.
De drukevolutie kan geselecteerd worden met de knop mode. De druk in hPa wordt
aangeduid onderaan de display. Gaat het om de druk van 3 uur geleden, dan licht het
3e segment van de Beaufortschaal op. De segmenten 6, 9 en 12 van de Beaufort-
schaal lichten op voor de opgeslagen drukgegevens van respectievelijk 6, 9 en 12 uur
geleden.
Weergave van de drukevolutie met behulp van de segmenten 3, 6, 9 en 12
Hoogte :
De hoogte wordt berekend op basis van de druk. Vandaar dat een drukverschil de
aangegeven hoogte zal beïnvloeden. Het is dan ook nodig dat het toestel gekalibreerd
wordt vlak voor deze functie wordt geactiveerd (bijvoorbeeld vlak voor een toch
bergopwaarts of een ballonvaart...).
43
Weergave van
de huidige druk
van het staafdiagram links.