ONDERHOUD
De werking testen
De werking testen
1. Koppel de pomp los van de voeding.
2. Haal de reservoirkap van het reservoir.
• De kap klikt vast op het reservoir.
• Trek aan de sleuf aan de lange zijde van de
witte bovenkant. Steek een vinger in een van
de grotere gaten in de hoek aan de bovenkant
en til de bovenkant op om hem van de pomp
te halen.
• Til voorzichtig de kap van het reservoir op en houd ze waterpas.
3. Schakel de voeding van de pomp in.
4. Test de bedieningsschakelaar van de pomp door de vlotter van de pompschakelaar op te tillen.
• De motor moet inschakelen voordat de vlotter van de pompschakelaar de onderkant van de
reservoirkap raakt.
5. Test de hoogniveauschakelaar door de vlotter van de hoogniveauschakelaar op te tillen.
• De hoogniveauschakelaar dient te worden geactiveerd voordat de vlotter in contact komt met
de onderzijde van de reservoirkap.
• Als deze is aangesloten op de NO-klem, moet de luchtbehandelingsunit uitschakelen wanneer
de vlotter wordt opgetild.
• Als deze is aangesloten op de NC-klem, moet de externe component (alarm of relais) inschake-
len wanneer de vlotter wordt opgetild.
6. Koppel de pomp los van de voeding.
7. Plaats de reservoirkap terug.
8. Schakel de voeding van de pomp in.
ONDERHOUD
Risico op lichamelijk letsel of materiële schade.
•
Laat het reservoir niet overlopen tijdens deze onderhoudsbeurt.
•
Om de 6 maanden moet u de toestand en de werking van het condensverwijderingssysteem inspecteren en testen (en vaker bij
intensieve toepassingen).
1. Koppel de pomp los van de voeding.
2. Haal de reservoirkap van het reservoir.
• De kap klikt vast op het reservoir.
• Trek aan de sleuf aan de lange zijde van de witte bovenkant. Steek een vinger in een van de gro-
tere gaten in de hoek aan de bovenkant en til de bovenkant op om hem van de pomp te halen.
• Til voorzichtig de kap van het reservoir op en houd ze waterpas.
3. Controleer of de vlotters vrij bewegen. Reinig ze zo nodig.
4. Verwijder de regelklep en spoel de afvoerpoort die in de spiraal steekt. Doe dit boven een goot-
steen.
5. Reinig het reservoir met warm water en milde zeep.
6. Spoel het reservoir met schoon water. Zo voorkomt u dat residucondens plaatselijke zuurophoping
vormt, die putcorrosie kan veroorzaken.
7. Controleer de inlaat en uitlaatleidingen. Reinig ze zo nodig. Zorg ervoor dat er geen knikken in de
leiding zitten, wat de stroming zou hinderen.
46