O
p
s
t
e
l
l
e
n
v
a
n
O
p
s
t
e
l
l
e
n
v
a
n
Plaatsing
De luchtontvochter dient, zo ver dit mogelijk is, midden in de
ruimte te worden geplaats, zo dat een goede luchtcirculatie in
de gehele ruimte wordt behaalt.
Is dit niet mogelijk, moet de luchtontvochter zo worden
geplaatst dat de lucht ongestoord aangezogen en uitgeblazen
kan worden.
De minimale afstand tot de wand moet 10 cm bedragen.
Stel de luchtontvochter
horizontaal op, opdat het gecondenseerde water
ongestoord kan afvloeien.
niet in de buurt van een warmtebron (bv een radiator).
Houdt rekening ermee dat ramen en deuren in de te
ontvochten ruimte gesloten zijn.
De luchtontvochtiger mag niet opgesteld worden in de
buurt van vuurbronnen, zoals een open vlam, een
ingeschakelde
gasbrander
verwarming met een gloeiende spiraal.
Het apparaat moet worden opgesteld, gebruikt en
opgeslagen in een ruimte waarvan de vloeropper-
vlakte groter is dan "A
("A
":
zie
"Technische
min
ruimtevlakte").
Netaansluiting
Vergelijk de op het typeplaatje van het toestel vermelde
spanning, bv 230 V / 50 Hz met de netspanning en sluit de
luchtontvochter aan het desbetreffend en reglementair
stopcontact aan.
Maak gebruik van een stopcontact: netspanning 230 V met
veiligheidsschakelaar (FI-schakelaar 30 mA).
Netzekering
10 A
I
n
g
e
I
n
g
e
Vóór ingebruikname
Heeft u de luchtontvochter liggend of schuiner dan 45°
getransporteerd?
Laat het toestel voor gebruik ten minste één uur rechtop
staan.
Aanwijzingen
1.
De luchtontvochter werkt niet, wanneer de ingestelde
vochtigheidswaarde hoger is dan die van de omgeving.
2.
Gebruik
de
luchtontvochter
ruimtetemperatuur van 5 °C tot 32 °C. Buiten dit bereik
werkt de luchtontvochter niet.
102
d
e
l
u
c
h
t
o
n
t
v
o
c
h
t
i
g
e
d
e
l
u
c
h
t
o
n
t
v
o
c
h
t
i
g
e
of
een
elektrische
".
min
gegevens
b
r
u
i
k
n
a
m
e
b
r
u
i
k
n
a
m
e
alleen
bij
3.
Gebruik de luchtontvochter niet in sterk stof- of
r
r
chloorhoudige omgeving.
4.
Gedurende het ontvochten moeten de ventilatormotor en
de compressor ten minste 3 min. draaien, nadat de
compressor werd gestart. Om beschadigingen aan de
compressor te voorkomen, dient u, wanneer de
luchtontvochter zich heeft uitgeschakeld, 3 minuten
wachten, alvorens u het toestel opnieuw inschakelt.
5.
Ligt de ruimtetemperatuur onder 10 °C en is de
omgevende relatieve luchtvochtigheid vrij laag, is het niet
noodzakelijk de luchtontvochter te benutten.
6.
Het luchtontvochtingsvermogen van het toestel is
afhankelijk
ruimtetemperatuur en de relatieve luchtvochtigheid van de
ruimte.
7.
Ledig de bak, wanneer hij vol is. Zet vervolgens de lege
waterbak weer in, opdat het toestel weer kan werken.
8.
Transporteer het toestel alleen in rechte positie.
9.
Indien het toestel niet werkt of het bedrijf uit niet bekende
redenen ineens wordt onderbroken zie „Mogelijke
storingen".
10. Is de luchtontvochter in bedrijf, vervaardigt de compressor
afvalwarmte en de ruimtetemperatuur stijgt licht. Het
handelt zich hierbij om een normaal verschijnsel.
min.
1 Toets „ON / OFF = AAN / UIT"
2 Weergave
storingsfout
3 Toets "Luchtvochtigheidswaarde stijgt"
4 Weergave „Bedrijfsurenteller"
5 Toets "Luchtvochtigheidswaarde reduceren"
6 Symbool „Ontdooien"
7 Symbool „Ventilator draait"
8 Symbool "Wateropvangbak vol"
9 Symbool „Ontvochtingsbedrijf"
een
van
de
ruimtelijke
Bedieningsveld
„relatieve
luchtvochtigheid
continu weergave =
toestel ontvocht
(compressor en ventilator
ingeschakeld)
knipperende weergave = toestel ontvocht niet
(compressor
schakeld
ingeschakeld)
gesteldheid,
de
in
%"
of
uitge-
-
ventilator