NL
GEBRUIKSAANWIJZING
STARTEN MET EEN WARME MOTOR
afb.14
Ga te werk als bij een koude motor ("
TEN MET EEN KOUDE MOTOR" 7 en 8)
maar met het luchthendeltje in de stand
(afb. 14 detail 9).
7. GEBRUIK
Houd het apparaat altijd met beide handen
vast. Druk tijdens het werken de versnel-
lingshendel helemaal in.
BOVENKANT VAN DE HEG KNIPPEN
1. Houd het apparaat in de horizontale
stand (afb. 3).
2. Zet de achterste handgreep in de verti-
cale stand.
3. Werk om veiligheidsredenen niet met het
apparaat boven schouderhoogte.
ZIJKANT VAN DE HEG KNIPPEN
Draai om verticaal te knippen de achterste
handgreep zodanig dat u uw hand en arm
in een makkelijke en ergonomische stand
kunt houden. Houd de voorste handgreep
aan de zijkant vast (zie afb. 4).
ACHTERSTE HANDGREEP DRAAIEN
Om de stand van de achterste handgreep
te veranderen:
1. Laat de versnellingshendel (afb. 5 detail
1) los.
2. Trek aan het bedieningselement van de
blokkering van de draaiing (afb. 5 zie pijl
NL-5
A). Draai de handgreep (afb. 5 zie pijl B)
totdat hij in de gewenste stand staat.
3. Laat het bedieningselement van de blok-
kering los.
4. Controleer of de draaiing van de hand-
greep geblokkeerd is.
9
8. ONDERHOUD EN REPARATIE
STAR-
,
BOUGIE
Minstens eenmaal per jaar, of bij start-
problemen, controleert u de staat van de
startbougie.
Wacht eerst tot de motor afgekoeld is
alvorens u tot controle overgaat.
1. Verwijder het kapje en schroef de bougie
los met de bijgeleverde sleutel (afb. 6).
Bij overmatige vuilaanslag en aanzien-
lijke slijtage van de elektroden dient u de
bougie te vervangen door een van een
gelijksoortig type.
Een overmatige vuilaanslag kan toe te
schrijven zijn aan:
- Overmatig percentage olie in de brand-
- Filter gedeeltelijk verstopt.
2. Schroef de bougie met de hand los tot
het einde van de schroefdraad om scha-
de aan de zitting te voorkomen. Gebruik
de betreffende sleutel alleen voor het
vastzetten (afb. 6).
3. Verricht geen reparaties aan het apparaat
(als u niet opgeleid bent om dit te doen).
Wend u tot een officiele servicedienst.
5. Een veiligheidssysteem zorgt er-
voor dat het bedieningselement
(afb. 1 detail 6) alleen ingescha-
keld kan worden als de versnel-
lingshendel losgelaten is.
GEVAAR!! Voer controle-, onder-
houds- en reparatiewerkzaamhe-
den nooit met een draaiende mo-
tor uit.
stof en/of ongeschikte kwaliteit van de
olie.