Configuratiemodus; Zelfadaptatieve Modus; Specifieke Instelling; Toepassing Voor 2 Trappen - Cuenod RC6170 Notice D'emploi

Configuratiemodus en zelfadaptieve modus

Specifieke instelling

Toepassing voor 2 trappen

Configuratiemodus :

De regelaar moet zonder spanning staan.
• De regelaar onder spanning zetten.
• Gedurende de 30 seconden die daarop
volgen, gedurende 5 seconden de
toetsen o en q tegelijkertijd indrukken.
De uitlezing moet dan de eerste parameter
tonen ( inPt ) in het configuratiemenu.
• Als dat niet zo is, de regelaar
uitschakelen en terug inschakelen,
en opnieuw proberen.
Wijziging van de parameters van het
configuratiemenu :
• De toets q gebruiken om van de ene
parameter naar de andere over te gaan.
• Zodra u de gewenste parameter
bereikt, de toetsen o of p gebruiken
om de waarde van de gekozen
parameter te verhogen of te verlagen.
• Op n drukken om de gekozen
waarde op te slaan.
Om de configuratiemodus te verlaten :
• Tegelijkertijd op de toetsen o en q
drukken om de instelmenu te
verlaten en naar de oorspronkelijke
uitlezing terug te keren
De regelaar voert opnieuw een
startprocedure uit (doven en opnieuw
ontsteken) en keert dan terug naar de
oorspronkelijke uitlezing.
Parameter en functie Progr. waarde
InPt Ingangsschaal voor 2000
de sensor (voor Ni 1000)
Ctrl Uitgang 1, rEv
omgekeerd (rEv) of (omgekeerd)
direct
ALA1 Type alarm uitgang dE
1 (d'écart)
ALA2 Type alarm uitgang dE
2
Inhi Alarm uitschakelen nonE
(alarmen
geactiveerd)
USE3 Gebruik uitgang 3 HY–d
(directe
hysterese)
Loc 10
Hardwaredefinitiemodus:
Toegang tot deze modus is alleen
mogelijk vanuit de configuratiemodus.
• Op de toetsen p en q drukken.
Op de uitlezing verschijnt de eerste
parameter (dEFn).
• De toetsen p en o gebruiken om de
waarden van deze parameters in te
stellen.
• Op q drukken om de gekozen
waarde op te slaan.
Om de hardwaredefinitiemodus te
verlaten :
• Tegelijkertijd de toetsen o en q.
De regelaar voert opnieuw een
startprocedure uit (doven en opnieuw
ontsteken) en keert dan terug naar de
oorspronkelijke uitlezing.
Parameter Beschrijving Progr. waarde
deFn Code config. 1111
hardware
Optn Keus nonE

Zelfadaptatieve modus

Activering
De regelaar bevindt zich in de
oorspronkelijke uitlezing.
• Gedurende 3 seconden tegelijkertijd
op de toetsen o en p drukken.
De uitlezing begint te knipperen en de
verklikker AT knippert één keer.
• De toetsen o en p loslaten.
• Onmiddellijk daarna op de toets n
drukken en die gedurende 3 seconden
ingedrukt houden.
De verklikker AT blijft dan branden om
aan te geven dat de zelfadaptatieve
modus actief is.
Deactivering
• Gedurende 3 seconden tegelijkertijd
op de toetsen o en p drukken.
De verklikker AT knippert één keer.
• De toetsen o en p loslaten.
• Onmiddellijk daarna op de toets n
drukken en die gedurende 3 seconden
ingedrukt houden.
De verklikker AT dooft om aan te geven
dat de zelfadaptatieve modus niet meer
actief is.
Opmerking
Alvorens de zelfadaptatieve modus te
activeren, erop letten dat de gemeten
temperatuur aan de ingang van het
watercircuit gelijk is met of kleiner is
dan de helft van de regelwaarde, zodat
de berekeningen van de zelfadaptatieve
modus geldig en beduidend zijn.
Sensor met 3 draden
• De brug verwijderen tussen de
klemmen 4 en 5.
• De sensor aansluiten op de klemmen
5 en 6.
• De compensatiedraad aansluiten op
klem 4.
02/2004 - Art. Nr. 13 008 892B
Specifieke instelling
Om een werking te bereiken met
heropstarten onder de regelwaarde, de
parameters wijzigen volgens
onderstaande tabel.
Parameter Progr. waarde
ALA1 P-hi (hoog alarm)
ALA2 P-hi (hoog alarm)
hA1 65
hA2 58
SP 60
m
In dit geval moeten de waarden
voor opstarten (hA2) en
onderbreking (hA1) worden
ingesteld bij iedere wijziging van SP.
Toepassing voor 2 trappen
Voor de werking met 2-trap brander
moet de instelling van de parameters tr
en ton worden uitgevoerd volgens
onderstaande tabel.
Parameter Progr. waarde
Filt 0,0
OFFS 0
Pb 1,5
rSEt 1,20
rAtE 0,00
SPhi 109
SPLo 40
tr 3
ton 18
d_A1 5
d_A2 0
LAEn 0
APt 0
PoEn 0
rPEn 0
SPSt 1
Loc 10
SP 60
rp
Deze parameters niet wijzigen.
25