7. WERKING
Welke verbruiker die met een nominale spanning (230 V/AC, 50 Hz) wordt gebruikt, kan aan een omvormer
worden aangesloten?
In principe kunnen alle verbruikers aan een omvormer worden aangesloten.
Alleszins hebben veel verbruikers tijdens het inschakelmoment een hogere vermogensopname dan op het kente-
kenplaatje is aangegeven. Dit speelt bij aansluiting aan het openbare stroomnet geen grote rol, omdat er steeds
voldoende vermogenreserves beschikbaar zijn.
De omvormer is in zijn uitgangsvermogen beperkt. Hij kan echter kortstondig een topuitgangsvermogen leveren om
de hoge vermogensopname tijdens het inschakelmoment van de verbruiker te kunnen opvangen.
Als de vermogensopname tijdens het inschakelmoment van de verbruiker hoger is dan het topuitgangsvermogen
van de omvormer (of duurt dit te lang), wordt de overbelastingsbescherming van de omvormer geactiveerd. De
verbruiker kan niet aan de omvormer worden aangesloten en er samen mee worden gebruikt.
Voorbeelden:
• Een kleine compressoraangedreven koelkast met een nominaal vermogen van ca. 50 W kan tijdens het inscha-
kelmoment gedurende 3 seconden een 10-voudige vermogensopname hebben (500 W), aangezien de elektrische
motor opstart.
• Een gloeilamp met een nominaal vermogen van ca. 60 W kan tijdens het inschakelmoment gedurende 1 seconde
een 10-voudige vermogensopname hebben (600 W), aangezien de laag-ohmsche gloeispiraal opwarmt. Pas bij
stijgende temperatuur verhoogt ook de elektrische weerstand en daalt de vermogensopname tot het nominaal
vermogen.
Omwille van het grote aanbod aan elektrische verbruikers kan geen nauwkeurige oplijsting worden gegeven
van waar er problemen te verwachten zijn.
Problematisch zijn bijvoorbeeld verbruikers met een ingebouwde elektrische motor, condensatoren in netde-
len, apparaten met inductieve belasting, gloeilampen of warmtestralers.
Na de aansluiting van de omvormer aan de spanningsbron (vb. een voertuigaccu) kan de omvormer in
gebruik worden genomen.
• Verbind de verbruiker met de omvormer.
Als meerdere verbruikers worden aangesloten, mag de gecombineerde vermogensopname van de verbrui-
kers (zie kentekenplaatje op de verbruikers of in hun gebruiksaanwijzing) het uitgangsvermogen van de
omvormer niet overschrijden.
• Zet de omvormer aan met de Aan-/Uitschakelaar (schakelaarstand "I").
• Zet evt. de aangesloten verbruiker aan.
• Om de omvormer uit te schakelen plaatst u de Aan/Uitschakelaar in de schakelaarstand "O"'. Vervolgens kan de
verbruiker opnieuw worden ontkoppeld, indien gewenst.
70