3. Installatie
De montage/installatie moet door een vakman
met zorguuldigheid uitgevoerd worden.
Voor de montage verwarming uitschakelen.
Controleren en zekerstellen dat de aansluit-
draden geen spanning voeren.
Aanwijzing voor het monteren:
– uitsluitend PVC-mantelleiding (massieve kern)
voor de aansluiting gebruiken
– alleen op niet geleidende, vlakke ondergrond
monteren
– niet monteren in verontreinigde ruimten
– bij vakkundige montage volgens VDE 0100
deel 40, kunnen de daarna nog aan te raken
delen als dubbel geisoleerd (beschermings-
klasse II) beschouwd worden.
Aanwijzing voor de werking:
De elektronica van dit apparaat is tegen storin-
gen van buitenaf verregaand beschermd. Het
is echter mogelijk – na elke montage-manier –
dat de netspanning extreem sterke storingspie-
ken bevat. Ook bij het schakelen van spoelen,
bijv. magneetventielen, treden storingen op, die
een elektronisch apparaat ondanks alle interne
veiligheidsmaatregelen beinvloeden kunnen.
Om een zo groot mogelijke bedrijfszekerheid te
waarborgen, moeten bij aansluiting de volgende
details in acht worden genomen:
– bij grotere installaties is het bevordelijk, spoe-
len, bijv. magneetventielen, die direct door het
apparaat geschakeld worden, met een passen-
de varistor of RC-filter te ontstoren
– worden induktieve gelijkspanningsverbruikers
geschakeld, moet er een diode bij geschakeld
worden
– induktieve als capacitieve lasten, vormen voor
de uitgangskontakten een bijzondere belasting.
Controleert u in ieder geval, of de inbouw
– van een relais of spoel resp.
– van een netontstoringsfilter – bijv. type
NEF 2.-1,0 A Fa. murr – voorzien.
4
NL