•
De zuigleiding vanaf de waterontname tot aan het apparaat stij-
gend leggen. Vermijd absoluut het leggen van de zuigleiding bo-
ven de hoogte van de pomp, luchtbellen in de zuigleiding vertra-
gen en verhinderen het aanzuigen.
•
Zuig- en drukleiding moeten zo worden aangebracht, dat deze
geen mechanische druk uitoefenen op het apparaat.
•
De zuigklep moet diep genoeg in het water liggen, zodat het droo-
glopen van het apparaat door daling van het waterpeil wordt ver-
meden.
•
Een ondichte zuigleiding verhindert door aanzuigen van lucht het
aanzuigen van het water.
•
Vermijd het aanzuigen van vreemde voorwerpen (zand enz.). Indi-
en nodig installeert u hiertoe een voorfilter.
5.2 Aansluiting van de drukleiding
•
De drukleiding (moet min. 19 mm (¾ " zijn)) moet direct of via een
schroefdraadnippel worden aangesloten aan de drukleidingaans-
luiting (33,3 mm (1" IG) van het apparaat.
•
Mits gepaste koppelstukken kan uiteraard ook een drukslang van
13 mm (½ ") worden gebruikt. Het pompvermogen wordt geredu-
ceerd door de kleinere drukslang.
•
Tijdens het aanzuigen moeten de in de drukleiding voorhanden
zijnde afsluiters (spuitmondstukken, kleppen etc.) helemaal open-
gedraaid zijn zodat de lucht vrij uit de zuigleiding kan ontsnappen.
5.3 Elektrische aansluiting
•
De elektrische aansluiting gebeurt aan een wandcontactdoos met
aardingscontact 230 V ~ 50 Hz, ampérage van de zekering mins-
tens 10 amp.
•
De motor wordt door de ingebouwde thermische contactverbreker
beschermd tegen overbelasting of blokkering. In geval van over-
verhitting wordt de pomp automatisch uitgeschakeld door deze
contactverbreker en na het afkoelen wordt de pomp automatisch
opnieuw in werking gesteld.
Anl_FQ_GP_3200_SPK7.indb 52
Anl_FQ_GP_3200_SPK7.indb 52
NL
- 52 -
28.06.2016 17:02:37
28.06.2016 17:02:37