7. Bespuit de te reinigen oppervlak-
ken rijkelijk.
8. Veeg met de microvezelovertrek
over de bespoten oppervlakken,
om deze te reinigen.
9. Herhaal de procedure zo nodig bij
sterk vervuilde oppervlakken. Bij
een erg sterke vervuiling moet u
ook de microvezelovertrek tussen-
door uitspoelen of verwisselen.
Afzuigen
1. Druk op de aan/uit-schakelaar 6.
Het controlelampje 7 brandt rood.
2. Leid de trekker van het afzuigopzet-
stuk 1 langzaam van boven naar
beneden over het natte vlak.
Houd daarbij het apparaat parallel
aan het af te wissen vlak. Alleen dan
ligt de trekker er in de juiste hoek
op.
De nattigheid wordt afgewist en in
het waterreservoir 4 gezogen.
3. Zet de trekker weer boven aan, als u
een baan droog getrokken hebt.
Leid de trekker niet opzij
over het natte vlak. Het wa-
ter kan dan niet worden
weggezogen en loopt zijde-
lings uit de trekker. Werk
steeds van boven naar bene-
den.
4. Schakel het apparaat uit (opnieuw
op de aan/uit-schakelaar drukken)
als het oppervlak droog is. Het con-
trolelampje dooft.
5. Verwijder eventuele strepen of
vochtresten met een droge doek.
– Schakel het apparaat tus-
sen de verschillende werk-
fasen steeds weer uit. U
kunt dan langer met de ge-
laden accu werken.
– Let op de vulstand in het
waterreservoir. Zo nodig
moet u het waterreservoir
tussendoor legen, zie de
volgende paragraaf.
Opmerking voor het
opzuigen op horizontale
oppervlakken
Wanneer u bijvoorbeeld vloertegels in
een bijna horizontale positie schoon-
maakt, moet u het apparaat van tijd
tot tijd even verticaal houden.
In deze positie stroomt het water dan
in het waterreservoir van het apparaat.
Een ventiel voorkomt dat het weer
terugstroomt.
Als u dit niet doet, komt er water in de
ventilator. U hoort dan een zoemend
geluid en er zal water uit de bodem
van het toestel ontsnappen.
9