HOOFDSTUK-3: DE MACHINE INSTALLEREN
DE MACHINE INSTALLEREN
De machine opstellen
Zorg bij de bepaling van de installatieplaats dat u makkelijk toegang heeft tijdens
het laden en uitnemen van de vaat. Plaats de machine niet in een ruimte waar
de temperatuur beneden 0°C kan komen.
Voordat de machine wordt geplaatst dient u deze uit de verpakking te halen en
daarbij de waarschuwingen op de verpakking op te volgen.
Plaats de machine in de buurt van een waterkraan en waterafvoer. Plaats de
machine zodanig dat de aansluitingen niet meer gewijzigd hoeven te worden.
Pak voor het verplaatsen van de machine niet de deur of het paneel vast.
Laat aan alle zijden van de machine een vrije ruimte zodat u de machine
gemakkelijk naar voren en naar achteren kunt schuiven voor het reinigen.
Zorg ervoor dat de aan- en afvoerslangen niet klem komen te zitten tijdens de
plaatsing van de machine. De machine mag ook niet op het stroomsnoer staan.
Draai de stelvoeten van de machine zodat deze waterpas en stevig op de
vloer staat. Een juiste plaatsing van de machine betekent ook dat de deur
probleemloos open en dicht gemaakt kan worden. Als de deur niet goed sluit, ga
dan na of de machine stevig op de vloer staat. Als dat niet zo is, verdraai dan de
stelvoeten en zorg voor een stabiele plaatsing.
Wateraansluiting
Controleer of het loodgieterswerk in huis geschikt is voor de installatie van een
vaatwasmachine. Wij bevelen ook aan dat er een filter aan het begin van de
wateraanvoer bij het aftappunt van het huis of appartement wordt geplaatst. Dit
voorkomt schade ten gevolge van verontreinigingen (zand, klei, roest enz.). Deze
verontreinigingen kunnen via de hoofdwateraanvoer of het loodgieterswerk in
huis worden aangevoerd en door middel van het plaatsen van een filter worden
vergeling en neerslag na het wassen voorkomen.
Nadat de aansluitingen zijn gemaakt moet de kraan volledig open worden
gedraaid en gecontroleerd worden op waterdichtheid. Draai na iedere afwasbeurt
de waterkraan dicht om schade aan de machine te voorkomen.
Wateraanvoerslang
Gebruik niet de wateraanvoerslang van de oude machine,
maar in plaats daarvan de meegeleverde aanvoerslang.
Indien u een nieuwe of een lange tijd niet gebruikte
aanvoerslang aansluit, laat er dan eerst een tijdje water
doorheen lopen voordat u de slang aansluit. Sluit de
wateraanvoerslang rechtstreeks aan op de waterkraan.
De waterdruk moet minimaal 0,3 bar zijn en maximaal
10 bar. Als de waterdruk hoger is dan 10 bar moet er een
overdrukventiel tussen worden gemonteerd.
NL-9