3. AT-commandoset en S-registers
3.1
De AT-commandoset
In dit hoofdstuk worden de commando's van de terminal adapter besproken. De meeste terminal adapters en
communicatiesoftware maken gebruik van de AT-commandoset. Om nieuwe apparatuur, zoals terminal adapters, ook met AT -
commando's te ondersteunen, hebben de fabrikanten eigen commando's aan de AT-commandoset toegevoegd. Hierdoor
kan er niet meer gesproken worden van een standaard. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de 'Standaard AT ' en de
'Extended AT' commandoset.
Er is een aantal redenen aan te geven voor de verschillen tussen de commando's. Door afwijkende keuringseisen zijn
bepaalde commando's of instellingen niet toegestaan in sommige landen. Ook zijn er verschillen in Amerikaanse en
Europese transmissiestandaarden (Bell ten opzichte van ITU, Euro-ISDN).
De terminal adapters kennen zowel de Standaard als de Extended AT-commandoset. Daarnaast is een aantal eigen
commando's toegevoegd.
In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk worden de begrippen commandomode en datamode uitgelegd. Vervolgens wordt de
opbouw van een commandoregel besproken. Dan volgt een opsomming van de AT -commando's en S-registers, waarna elk
commando en register afzonderlijk wordt toegelicht.
De beschrijving van de commando's en registerinstellingen is per onderwerp in een groep ingedeeld:
•
Kiezen en Beantwoorden
•
Seriële poortinstellingen
•
Profielen en identificatie
•
Overige commando's
3.1.1
Commandomode en datamode
De terminal adapter kent twee modes:
1. Commandomode
In deze mode voert de terminal adapter commando's uit die via de terminal ingetoetst worden. De terminal adapter zit in de
commandomode als hij niet Online is of, bij een dataverbinding, via de escape sequence in de commandomode is gezet.
2. Datamode
De terminal adapter is transparant. Dit wil zeggen dat informatie, die via de beide terminal adapters uitgewisseld wordt,
ongewijzigd blijft. Bij een dataverbinding staat de terminal adapter normaal in datamode. Moet de terminal adapter een
commando uitvoeren, dan kan dat alleen vanuit de commandomode. De terminal adapter kan tijdens een verbinding in de
commandomode gezet worden via de escape sequence.
Escape sequence:
De terminal adapter staat nu in commandomode.
Met ATO gaat de terminal adapter terug naar de data mode.
3.1.2
Opbouw van een commandoregel
Een commandoregel begint met de l etters AT, afgeleid van het Engelse woord ATtention: Let Op! De letters AT moeten beide
hoofdletters of beide kleine letters zijn. De commandoregel wordt afgesloten met <ENTER>. Er kunnen op een
commandoregel één of meerdere commando's gegeven worden. Een commandoregel mag maximaal 80 karakters zijn.
NB. De terminal adapter onthoudt de laatste commandoregel. Deze kan worden herhaald door te typen: A / (zonder <ENTER>).
Commando's mogen voor de duidelijkheid door spaties van elkaar gescheiden worden. De spaties tellen mee voor de lengte
van de commandoregel.
Soms wordt een commando gevolgd door een parameter (cijfer). Als dit cijfer 0 is, mag het worden weggelaten. Bijvoorbeeld:
ATE0 komt overeen met ATE.
wacht 1 seconde
type: +++
na 1 seconde verschijnt: OK
15