Vooruit en achteruit rijden
1. Zet de schakelhendel (A) in de
gewenste stand.
2. Verhoog de snelheid van de motor
een klein beetje met de versnellings-
hendel (B)
(B) Versnellingshendel
(C) Hoog
3. Trek geleidelijk aan de koppe-
lingshendel (A). De machine begint
zich nu langzaam naar voren of naar
achteren te verplaatsen.
Draaien
1. Controleer of het veilig is om in
de gewenste richting te draaien.
2. Trek aan de remhendel (B)
van de zijde waarna u wenst te
draaien. De machine zal draaien.
3. Nadat de draaiing uitgevoerd is,
hendel (B) loslaten.
20