NL: GEBRUIKSAANWIJZING
INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK
•
Om een correcte werking van de installatie te garanderen, wordt aanbevolen dit apparaat bij normaal
gebruik binnen 10 jaar na de fabricagedatum te vervangen.
•
Het bedrijfstemperatuurbereik van het apparaat is 0-50 °C.
•
WAARSCHUWING: Wanneer de drukregelaar stroomafwaarts van een andere drukregelaar wordt
geïnstalleerd, moet het toevoerdrukbereik juist zijn voor het gereguleerde drukbereik van de
stroomopwaartse drukregelaar, én mag eventueel verlies niet groter zijn dan
apparaat is aangegeven.
•
Doorstroombegrenzer:
-
De drukregelaar is voorzien van een doorstroombegrenzer. Deze is bedoeld om de gasstroom te
stoppen in geval van een plotselinge verandering in de stroom aan de uitlaatzijde van de
drukregelaar.
-
Bij gebruik op een patroon kan de doorstroombegrenzer dicht gaan als de gaspatroon tijdens het
gebruik wordt bewogen.
-
Sluit de afsluiter (op de toevoerleiding, de patroon of de regelaar) wanneer de
doorstroombegrenzer in werking treedt, en open deze pas weer nadat de oorzaak van de
activering van de doorstroombegrenzer is verholpen.
-
De kraan op de drukregelaar moet altijd volledig open staan, zodat de doorstroombegrenzer kan
functioneren.
•
Deze drukregelaar mag niet lager dan de gastank- of gasflesafsluiter worden geplaatst, om te
voorkomen dat eventueel opnieuw vloeibaar geworden gasdamp in de regelaar kan wegstromen.
Leidingen en slangen die worden gebruikt voor de aansluiting op de inlaat van de drukregelaar, moeten
ononderbroken aflopen naar de gastank of gasfles.
•
Zorg bij het gebruik van brandstofverbrandende apparatuur (vooral in besloten ruimten) voor
ADEQUATE VENTILATIE.
•
Als dit product niet werkt, dient u dit onmiddellijk te MELDEN AAN UW DEALER. Deze drukregelaar kan
niet worden bijgesteld. Elke poging daartoe maakt de garantie ongeldig.
•
Zorg ervoor dat u weet hoe u alle apparatuur en toestellen moet bedienen.
•
Plaats een gasfles nooit op zijn kant of hellend uit de verticale positie.
•
De drukregelaar mag alleen in horizontale positie worden gebruikt met de bovenplaat van de
drukregelaar naar boven gericht.
•
Gebruik nooit gereedschap om de drukregelaar aan te sluiten. Als de drukregelaar niet correct op de
patroon kan worden aangesloten, probeer dan niet de schroefdraad van de drukregelaar op de patroon
te forceren.
•
Gebruik altijd toestellen met typegoedkeuring. Gebruik een toestel nooit anders dan op de wijze en
onder de omstandigheden zoals aangegeven in de handleiding van de fabrikant.
•
Knoei nooit met het mechanisme van de drukregelaar.
•
Beweeg de patroon NIET tijdens het gebruik.
•
Deze drukregelaar is niet bedoeld voor boten of wegvoertuigen.
•
LPG tast natuurrubber aan; zorg er daarom voor dat alleen typegoedgekeurde flexibele slangen
met de markering EN16436 of EN1763 worden gebruikt en dat alleen typegoedgekeurde
verbindingsonderdelen en vetten worden gebruikt. Alle slangpilaren voor goedgekeurde
lagedrukslangen moeten van het goedgekeurde type zijn. Het verdient aanbeveling alle slangen
regelmatig te controleren en ze te vervangen als er tekenen van beschadiging of verslechtering zijn.
P-waarde die op het
20
NL: GEBRUIKSAANWIJZING
DE GASPATROON VERWISSELEN
•
WAARSCHUWING: Verwissel de patroon nooit in de buurt van open vuur.
NIET ROKEN TIJDENS HET VERWISSELEN VAN DE PATROON.
•
De gaspatroon moet worden verwisseld op een goed geventileerde plaats, bij voorkeur buiten, uit de
buurt van eventuele ontstekingsbronnen, zoals open vuur, waakvlammen, elektrische haarden en uit de
buurt van andere mensen.
•
Als de drukregelaar een lek vertoont (een gaslucht), brengt u het apparaat onmiddellijk naar buiten naar
een goed geventileerde plaats zonder vlammen waar het lek kan worden opgespoord en gestopt. Als u
de drukregelaar op lekken wilt controleren, doe dat dan buiten. Probeer geen lekken op te sporen met
een vlam, gebruik zeepsop.
1)
Schakel het toestel volledig uit. Wees voorzichtig, de gaspatroon kan heet zijn.
2)
Zorg er bij het verwisselen van de patronen voor dat de afsluiter op de lege patroon schoon is en geen
vuil bevat in het aansluitgebied.
3)
Draai de aan/uit-knop met de klok mee om de gastoevoer uit te schakelen. Houd de drukregelaar vast
en draai de drukregelaar tegen de klok in los van de patroon. Als u gesis hoort of gas ruikt, sluit u de
drukregelaar weer aan door deze met de klok mee te draaien en plaatst u het toestel en de patroon
buiten in een goed geventileerde ruimte.
4)
Wanneer de drukregelaar is losgekoppeld, moet u ervoor zorgen dat de afsluiter op de patroon vrij van
vuil wordt gehouden en tot het volgende gebruik op een koele, droge plaats wordt bewaard. Lever lege
patronen op een veilige milieuvriendelijke manier in.
5)
Controleer of de rubberen sluitring in goede staat is en niet beschadigd is, en of de uitlaat van de afsluiter
schoon is.
6)
Controleer de afdichtingen voordat u een nieuwe gaspatroon op de drukregelaar aansluit.
7)
Zorg ervoor dat de regelklep in de uit-stand staat door deze met de klok mee te draaien. Schroef de
drukregelaar met de klok mee op de patroon. Draai de drukregelaar stevig op de afsluiter, maar niet te
vast.
8)
De uitlaataansluiting E van de drukregelaar is geschikt voor aansluiting op een slang met een
binnendiameter van 8 mm of 10 mm. De slang kan met slangklemmen op de drukregelaar en de pilaar
van het toestel worden bevestigd voor een betere bevestiging.
ONDERHOUD
•
Zorg ervoor dat uw gasapparatuur in goede staat wordt gehouden. Raadpleeg uw dealer als u twijfelt
aan de veiligheid of efficiëntie van uw gasapparatuur.
•
Controleer de algemene toestand van de drukregelaar visueel en reinig deze indien nodig. Verwijder
zand, gras, insecten enz.
•
Controleer of de afdichtingen in goede staat zijn. Als ze beschadigd of versleten zijn, neem dan contact
op met de Outwell-klantenservice (contactgegevens hieronder).
•
Breng geen wijzigingen aan de drukregelaar aan.
21