GEBRUIK IN DE PRAKTIJK
Het meten van wissel- of gelijkspanningen.
1)
Verbind het zwarte meetsnoer met de 'COM' aansluiting en het
rode meetsnoer met de V/Ω/mA aansluiting.
2)
Draai de keuzeschakelaar in de stand
(gelijkspanning) en kies het juiste bereik. Begin met het hoogste
bereik in te stellen. Houd de meetpennen op het spanningvoerende
contactpunt. Bij het meten van gelijkspanningen wordt een
negatieve spanning aangegeven door een minteken in de display.
Het meten van gelijkstromen
1)
Verbind het zwarte meetsnoer met de 'COM' aansluiting en het
rode meetsnoer met de V/Ω/mA aansluiting voor het meten van
stromen tot ca. 250 mA. Voor stromen groter dan 250 mA moet de
aansluiting 'A' gebruikt worden. (tot 10 A)
2)
Kies het juiste bereik. Is de waarde van de te meten
stroom geheel onbekend, stel dan eerst het hoogste
bereik in. Verbind de meetsnoeren in serie met de
aansluitingen van spanningsbron naar belasting. Lees
de gemeten stroom af op de display. Er kan uitsluitend
gelijkstroom worden gemeten.
Weerstandsmeting
1)
Verbind het zwarte meetsnoer met de 'COM' aansluiting en het
rode meetsnoer met de V/Ω/mA aansluiting. N.B. de rode meetpen
is positief (plus).
2)
Zet de grote keuzeschakelaar in de stand Ω. Kies het juiste bereik.
Verbind de meetsnoeren met de te testen weerstand en lees
vervolgens de gemeten weerstandswaarde af.
(wisselspanning) of