Routering
Met Routing Table kunt u bepalen welk fysiek interfaceadres voor uitgaande IP-gegevens moet
worden gebruikt. Hebt u meer dan één router en subnet, dan zou u de routeringstabel moeten
inschakelen om pakketten in staat te stellen het juiste routeringspad te vinden en verschillende
subnetten toe te staan om met elkaar te communiceren.
Instellingen van de routeringstabel zijn instellingen die worden gebruikt om de functies van statische
routering in te stellen.
Dynamic Routing
Routing Information Protocol (RIP) zal informatie uitwisselen over bestemmingen voor het berekenen
van routes in het gehele netwerk. Selecteer alleen RIPv2 als u andere subnetten in het netwerk hebt.
Selecteer anders RIPv1 als u dit protocol nodig hebt.
Static Routing: Voor statische routering, kunt u maximaal 8 routeringsregels opgeven. U kunt het doel
IP-adres, subnetmasker, gateway en hop voor elke routeringsregel invoeren en vervolgens de regel in-
of uitschakelen door het "Enable"-aankruisvak aan of af te vinken.
Voorbeeld:
187