6.2
Aansluiting met het rookkanaal
Voor de aansluiting van de kachel met het rookkanaal moeten geschikte leidingen (min. T200) worden
gebruikt. Het gebruik van flexibele metalen buizen, vezelcement of aluminium is verboden. In de helling
van het rookkanaal, die minstens 3% moet zijn, mogen geen horizontale delen aanwezig zijn, groter dan
2 meter. Een horizontale aansluiting kan pas plaatsvinden na minstens 1.5 meter verticaal rookkanaal.
Aan de basis van het rookkanaal moet een opening voor inspectie zijn voorzien voor de periodieke
controles. Het is verboden om meerdere toestellen op hetzelfde rookkanaal aan te sluiten. Houd het
rookkanaal op voldoende afstand van brandbare of hittegevoelige elementen. Voor de in acht te nemen
afstanden wordt verwezen naar de specificaties van de fabrikant.
A= MINIMUM 40 MM
B=MAXIMUM 4 M
C= MINIMUM 3°
D= MINIMUM 400 MM
E= DIAMETER GAT
F= ZIE AFB. 2-3-4-5-6
U= ISOLEREND
V= EVENTUELE
MINDERING VAN 100
NAAR 80 MM
I = INSPECTIEDOP
S= INSPECTIEDEUR
P= LUCHTOPENING
T= T-KOPPELING MET
17