bij de inbedrijfstelling, vooral na montage- en onderhoudswerkzaamheden alle
moeren en schroeven stevig zijn vastgedraaid.
Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen, omdat WALTHER uitsluitend voor
deze onderdelen een veilige en perfecte functie kan garanderen.
Wend u voor informatie over een risicoloos gebruik van het spuitpistool en de
daarin gebruikte materialen tot WALTHER Spritz- und Lackiersysteme GmbH,
D-42327 Wuppertal.
4
Montage
Het spuitpistool is door de fabrikant volledig gemonteerd. Voordat u het spuitpistool
in bedrijf kunt nemen, moet eerst het volgende gebeuren.
4.1
Bevestiging van het spuitpistool
Bevestig het spuitpistool aan een geschikte, stevige houder, zoals beschreven in
het volgende voorbeeld:
1
Gebruik hiervoor de bevestigingsbout (1),dia-
meter 12 mm.
Andere bevestigingsmiddelen op aanvraag.
4.2
Aansluiten van de toevoerleidingen
Waarschuwing
Let erop, dat u de aansluitingen voor de besturings- en de verstuivingslucht niet met
elkaar verwisselt p gevaar voor letsels.
M ST Z
M = Materiaalaansluiting G 1/4"
ST = Stuurluchtaansluiting G 1/8"
Z = Spuitluchtaansluiting G 1/4"
Het spuitpistool is nu volledig gemonteerd en kan in bedrijf worden gesteld.
Materiaalaansluiting voor
rondpomp versies:
PILOT WA 510 / 571-K en
WA 530 / 573-K (G 3/8")
60
5
Bediening
5.1
Veiligheidsinstructies
Let bij de bediening van het spuitpistool in het bijzonder op de volgende veiligheid-
sinstructies!
•
Draag adembescherming en werkkleiding die aan de voorschriften beantwoor
den, als u met het spuitpistool materialen verstuift. Zwevende deeltjies zijn een
gevaar voer uw gezendheid.
•
Draag bij het werken met het spuitpistool en oorbescherming. Het geluidsni-
veau van het spuitpistool bereikt ca. 83 dB (A) en kan schade aan het gehoor
veroor zaken.
•
Voor open licht en roken is verboden in de werkruimte. Bij het verstuiven van
licht ontvlambare stoffen (zoals lakken, lijmen) is er verhoogd risico op brand
en entploffing.
5.2
Ingebruikname en buitengebruikstelling
Voordat u het spuitpistool in gebruik neemt, moet volgende voorwaarden voldaan
zijn:
•
De toevoer van besturingslucht naar het spuitpistool staat ender druk
•
De toevoer van verstuingslucht naar het spuitpistool staat ender druk
•
De materiaaltoevoer naar het spuitpistool staat ender druk
Opgelet
De materiaaltoevoerdruk mag niet hoger ingesteld zijn dan:
•
10 bar, aangezien de betrouwbare werking van het spuitpistool anders niet
gewaarborgd is.Stel de besturingsluchtdruk in op
•
minstens 4 bar, zodat het spuitpistool in gebruik kan worden genomen.
U kunt het spuitpistool in gebruik nemen en buiten bedrijf stellen door het 3/2-wegs-
stuurventiel te activeren (zie de handleiding van de fabrikant van de installatie).
Waarschuwing
Na beendiging van het werk moet de druk aan het spuitpistool altijd wor den uitge-
schakeld. Onder druk staande leidingen kunnen barsten en personen in de onmid-
delijke omgeving kunnen door het vrijkomende materiaal worden verwond.
5.3
Het spuitprofiel testen
Het spuitprofiel moet altijd worden getest als:
•
het spuitpistool voor het eerst in gebruik wordt genomen;
•
ander verstuifmateriaalwordt gebruikt;
•
het spuitpistool voor onderhouds- of herstellingswerkzaamheden werd gede-
mon teerd
Het spuitprofiel kan worden getest op een testwerkstuk, een metalen plaat, karton
ot papier.
61