Publicité
2.11.2
Elektrische aansluiting van de modules in sequentie/cascade (Afb. 11/a)
LEGENDE
L.
Lijn
N.
Neutraal
SE.
Sonde.buitentemperatuur
SMC.
Sonde.vertrek.cascade
RS-485. Kaart.beheer.cascade
OPMERKING: De sonde van de buitentemperatuur (SE) moet gekoppeld worden
aan de ketel MASTER en de sonde perszijde cascade (SMC) op de ketel SLAVE 1.
De sondes SE, SMC en de aansluitkabel van de kaarten RS-485 worden gele-
verd samen met de modules in de kit sondes met code 8092250.
De kaart RS-485 voor het beheer in sequentie/cascade bevindt
zich aan de achterzijde van het bedieningspaneel van elke
module, zoals geïllustreerd in de figuur.
CONFIGURATIE PARAMETERS CASCADE
In de installaties in sequentie/cascade is het noodzakelijk op
alle aangesloten ketels de parameter INST te programmeren:
PAR 15 =
0 voor de eerste ketel (MASTER)
1 .... 7 voor de volgende ketels (SLAVE)
(Identificeer de ketels SLAVE
niet met hetzelfde nummer)
Als in de installaties in sequentie/cascade de verzamelleiding
voor de rookgassen in polypropyleen met klepventiel gebruikt
wordt, moet ook de parameter INST geregeld worden:
PAR 1 =
6 (voor ketels op METHAANGAS)
14 (voor ketels op PROPAANGAS)
Om toegang te krijgen tot de parameters INST, zie punt 3.3.
Bovendien, wanneer het aantal aangesloten ketels in cascade
5
5
groter is dan twee, moet ook de parameter OEM A1 van de ketel
MASTER geconfigureerd worden.
Om toegang te krijgen tot de parameters OEM, druk tegelijk op
3
de toetsen (
en
) gedurende 2 seconden. In het niveau
INST drukt u dan opnieuw tegelijk op de toetsen (
1
1
gedurende 2 seconden.
Voer nu de toegangscode in die bestaat uit de volgende sequen-
tie van TOETSEN INSTALLATEUR: " + / - / < / > / < ".
2
2
Regel nu de parameter:
4
PAR A1 =
Aantal generatoren van de cascade (3 ... 8)
x 2
5
5
3
en
1
1
2
2
4
Afb..11/a
FR
NL
DE
CH
POL
CN10
3
3
)
4
4
45
Publicité
