CS.SE.IST-1 / Rev 1.0
NEDERLANDS
Ruimten rondom en bovenhet apparaat
Op de afbeelding hieronder worden de minimumafstanden aangegeven tot wanden of niet gemakkelijk te verplaatsen meubels, die in aanmerking
moeten worden genomen bij de positionering van het apparaat.
ACHTERWAND
10 cm
50 cm
50 cm
Tussen eventuele planken of verlaagde plafonds die zich boven het apparaat bevinden en de bovenkant van het apparaat zelf moet minstens 80 cm
afstand zijn.
Kleine meubels en verplaatsbare voorwerpen van brandbaar materiaal moeten op minstens 80 cm afstand blijven tot de zijkanten van het apparaat;
deze voorwerpen dienen te worden verplaatst als er onderhoud nodig is.
Bescherm alle constructies die in brand zouden kunnen vliegen tegen de warmtestralingen van het vuur.
Verseluchtinlaat
Tijdens de werking van het apparaat wordt er verbrandingslucht uit de omgeving aangezogen; daarom moet deze lucht dus beslist worden aangevuld
via een verseluchtinlaat. Als er geen luchtinlaat is, is dat van invloed op de trek in het rookkanaal en daardoor op de verbranding en de veiligheid van
het apparaat.
Het is dus verplicht een verseluchtinlaat te maken met een volledig vrije doorlaat van minstens 80 cm
(ronde opening met een diameter van
2
minstens 15 cm, beschermd door een speciaal rooster met grove mazen).
Als de wand achter het apparaat aan de buitenlucht grenst, wordt geadviseerd het gat vlakbij het apparaat te maken, op een hoogte van ongeveer 20
cm boven de grond
(zie voorbeeld op afb.
A).
In het geval het niet mogelijk is een luchtinlaat in de wand achter het apparaat te maken, moet er een gat worden gemaakt in een wand van de ruimte
waar het apparaat is opgesteld. Als het niet mogelijk is de verseluchtinlaat te maken in de ruimte waar het apparaat is geïnstalleerd, dan kan dit gat
worden gemaakt in een aangrenzende ruimte, op voorwaarde dat deze permanent in verbinding staat met een doorgangsopening (diameter minstens
15 cm).
Het gat moet aan de buitenkant beschermd worden door een vast rooster. Het beschermrooster moet regelmatig worden gecontroleerd om er zeker
van te zijn dat het niet verstopt raakt , want dan zou de luchtdoorgang verhinderd worden. Zorg dat de gemaakte luchtinlaten dus geen
verstoppingen hebben.
De norm UNI 10683 VERBIEDT het opnemen van verbrandingslucht uit garages, opslagplaatsen van brandbaar materiaal of vertrekken met
brandgevaar.
Als er in de ruimte andere verwarmings- of zuigapparaten zijn, moeten de luchtinlaten het luchtvolume garanderen dat noodzakelijk is voor de juiste
werking van alle apparaten.
In het vertrek waar de pelletkachel is geïnstalleerd mogen alleen gesloten apparaten aanwezig of geïnstalleerd zijn (bv. apparaten op gas van type C,
zoals gedefinieerd door de norm UNI 7129) of die hoe dan ook geen onderdruk veroorzaken in de ruimte ten opzichte van de externe omgeving.
Afzuigventilatoren kunnen problemen in de werking van het apparaat veroorzaken als ze in hetzelfde vertrek worden gebruikt.
Afb. A
Fig. A
6