riseerde instantie worden vervangen.
Voor eventuele reparaties kunt u te-
recht bij een door ons gevolmachtigd
servicepunt.
16. Schakel de motor altijd eerst uit voor-
dat u instellingen of onderhoudswerk-
zaamheden uitvoert. Dit geldt met
name voor werkzaamheden aan de
maaikop.
17. Gebruik uitsluitend goedgekeurde
delen. Gebruik voor onderhoud en
reparatie uitsluitend identieke onder-
delen. Neem voor onderdelen contact
op met het servicecenter van Grizzly.
Waarschuwing! Het gebruik van
andere maaikoppen, accessoires
of opbouwdelen die niet uitdruk-
kelijk worden aanbevolen, kan
personen en objecten in gevaar
brengen.
Het gereedschap mag alleen wor-
den gebruikt voor werkzaamheden
waarvoor het bedoeld is. Ieder
ander gebruik wordt als onjuist be-
schouwd. Voor schade aan voor-
werpen of letsel als gevolg van on-
juist gebruik is alleen de gebruiker
verantwoordelijk, in dit geval kan
de fabrikant absoluut niet aanspra-
kelijk worden gesteld.
De fabrikant kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor schade als
gevolg van gewijzigde machines of
onjuist gebruik van zijn machines.
Let op! Ook als het gereedschap wel
juist wordt gebruikt blijft een bepaald
risico aanwezig. Uit de aard en con-
structie van het gereedschap kunnen
de volgende potentiële risico's worden
afgeleid:
•
Contact met een onbeschermde maai-
kop (snijwonden).
•
Grijpen in de lopende motortrimmer
(snijwonden).
•
Schade aan het gehoor, als geen ge-
schikte bescherming wordt gedragen.
•
Ontwikkeling van schadelijke stoffen
en gassen als het apparaat wordt
gebruikt in gesloten ruimtes (misselijk-
heid)
Aanvullende
veiligheidsvoorschriften
1. Let op! Houd handen en voeten tel-
kens buiten bereik van het maaige-
bied, ook tijdens het starten van het
apparaat. Houd de hand op de extra
handgreep steeds vrij.
2. Het apparaat met beide handen aan
de multifunctionele handgreep vast-
houden.
Het apparaat steeds op een pas-
sende veiligheidsafstand tot het
lichaam vasthouden en een stabiele
lichaamshouding aannemen. Altijd
de draagriem gebruiken
3. Draag altijd een veiligheidsbril.
4. Gebruik het apparaat alleen bij vol-
doende daglicht of bij voldoende
kunstlicht.
5. Gebruik het apparaat niet in de regen
of voor nat gras.
6. Controleer het apparaat altijd voor
gebruik of na stoten op eventuele be-
schadigingen. Repareer beschadigin-
gen indien noodzakelijk.
7. Gebruik het apparaat niet als de vei-
ligheidsvoorzieningen beschadigd
zijn of niet juist zijn aangebracht.
8. Wees er telkens zeker van dat de
ventilatieopeningen van de motor,
de beschermkappen en de maai-
inrichting altijd vrij zijn van vuilresten
en verontreinigingen.
9. Wees er tijdens het gebruik van het
apparat altijd zeker van dat zich bin-
nen een straal van 15 meter van het
apparaat geen personen of dieren
NL
51