Controlelampjes en display
1 Accucapaciteit
2 Controlelampje batterij
3 Controlelampje bedrijfstoestand
4 Controlelampje parkeerlicht
5 Controlelampjes (niet aangesloten)
6 Controlelampje dimlicht
7 Controlelampjes (niet aangesloten)
8 Controlelampje rijrichting vooruit
9 Controlelampje rijrichting achteruit
10 Bedrijfsurenteller
Voor de inbedrijfstelling
Chauffeurscabine omhoog klappen
Om verschillende werkzaamheden uit te
voeren, kan het nodig zijn om de chauf-
feurscabine (optioneel) eerst naar boven te
kantelen.
Instructie: Chauffeurscabine mag enkel op
een effen terrein (± 5 °) gekanteld worden.
Vergrendeling chauffeurscaine openen.
Chauffeurscabine omhoog kantelen tot
de veiligheidshendel vastklikt.
Vooraleer de chauffeurscabine neerge-
laten wordt, de veiligheidshendel ont-
grendelen.
Parkeerrem vergrendelen/loszetten
Parkeerrem loszetten, daarbij rempe-
daal induwen.
Parkeerrem vergrendelen, daarbij rem-
pedaal induwen.
56
Veegmachine zonder
zelfaandrijving bewegen
Motorafdekking openen.
Vrijloophefboom van de hydraulische
pomp 90 ° zijdelings naar beneden
klappen.
Voorzichtig
Beweeg de veegmachine zonder eigen
aandrijving niet over lange afstanden en
niet sneller dan 10 km/h.
Vrijloophefboom na het verschuiven
opnieuw naar boven klappen.
Veegmachine met zelfaandrijving
bewegen
Vrijloophefboom na het verschuiven
opnieuw naar boven klappen.
Inbedrijfstelling
Algemene aanwijzingen
Veegmachine op een egaal oppervlak
neerzetten.
Contactsleutel uitnemen.
Parkeerrem vastzetten.
Controle- en
onderhoudswerkzaamheden
Dagelijks voor het bedrijfsbegin
Batterijlaadtoestand controleren, indien
nodig batterij opladen (zie hoofdstuk
„Batterijen opladen")
Keerwals en zijborstel controleren op slij-
tage en in elkaar gewikkelde banden.
Wielen controleren op in elkaar ge-
draaide banden.
Werking van alle bedieningsonderdelen
controleren.
Apparaat op beschadigingen controleren.
Stoffilter met de toets Filterreiniging rei-
nigen.
Instructie: Beschrijving zie hoofdstuk Re-
paraties en onderhoud.
4
-
NL
Voor de inbedrijfstelling
Veiligheidsvoorschriften accu's
Let bij de omgang met accu's absoluut op
de volgende waarschuwingstip:
Aanwijzingen voor de accu, in
de gebruiksaanwijzing en in de
voertuighandleiding opvolgen!
Veiligheidsbril dragen!
Kinderen uit de buurt houden
van zuren en accu's!
Explosiegevaar!
Vuur, vonken, open licht en ro-
ken verboden!
Gevaar van brandwonden!
Eerste hulp!
Waarschuwingstekst!
Verwijdering!
Accu niet in vuilnisbak gooien!
Waarschuwing voor gevaarlijke
elektrische spanning!
Gevaar
Explosiegevaar! Geen materiaal of iets der-
gelijks op de accu, d.w.z. op de polen en
verbindingsstrips van accucellen leggen.
Gevaar
Gevaar voor verwonding! Wonden nooit in
contact met lood laten komen. Na het wer-
ken aan accu's altijd de handen reinigen.
Gevaar
Brand- en explosiegevaar!
Roken en open vuur is verboden.
–
Ruimtes waarin accu's opgeladen wor-
–
den, dienen goed geventileerd te zijn,
omdat bij het opladen zeer explosief
gas ontstaat.