2 Veiligheidsaanwijzingen en werktechniek
– Beschadigde of botte snijgarnituren direct ver‐
vangen, ook bij zeer kleine haarscheurtjes
Snijgarnituuropname regelmatig ontdoen van
gras en struikgewas – verstoppingen in het
gedeelte van het snijgarnituur of de bescherm‐
kap verwijderen.
Voor het vervangen van het snijgarnituur de
motor afzetten – kans op letsel!
De aandrijfkop/het aandrijfmecha‐
nisme wordt tijdens het gebruik heet.
De aandrijfkop niet aanraken – kans
op verbranding!
Wanneer een roterend metalen snijgarnituur een
steen of ander hard voorwerp raakt, kan er vonk‐
vorming ontstaan die onder bepaalde omstandig‐
heden licht ontvlambare stoffen tot ontbranding
kan brengen. Ook droge planten en struikgewas
zijn licht ontvlambaar, met name tijdens hete,
droge weersomstandigheden. Wanneer er
brandgevaar bestaat, metalen snijgarnituur niet
gebruiken in de buurt van licht ontvlambare stof‐
fen, droge planten of struiken. Absoluut bij de
verantwoordelijke bosbeheerinstantie informeren
of er brandgevaar bestaat.
2.8
Gebruik van maaikoppen
Beschermkap voor snijgarnituur uitbreiden met
de aanbouwdelen die in de gebruiksaanwijzing
staan vermeld.
Alleen beschermkap met correct gemonteerd
mes gebruiken, zodat de maaidraad beperkt blijft
tot de toegestane lengte.
Voor het nastellen van de maaidraad bij met de
hand nastelbare maaikoppen beslist de motor
afzetten – kans op letsel!
Verkeerd gebruik met te lange maaidraden ver‐
laagt het werktoerental van de motor. Dit leidt,
door het constant slippen van de koppeling, tot
oververhitting en tot beschadiging van belang‐
rijke delen (bijv. koppeling, en delen van de
kunststof behuizing) – bijv. door het bij stationair
toerental meedraaiende snijgarnituur – kans op
letsel!
2.9
Gebruik van metalen snijgarni‐
turen
STIHL adviseert originele STIHL metalen snijgar‐
nituren te gebruiken. Deze zijn qua eigenschap‐
pen optimaal op het apparaat en de eisen van de
gebruiker afgestemd.
0458-460-9421-B
Metalen snijgarnituren draaien zeer snel. Hierbij
ontstaan krachten die op het apparaat, het snij‐
garnituur zelf en op het maaigoed werken.
Metalen snijgarnituren moeten regelmatig vol‐
gens voorschrift geslepen worden.
Ongelijkmatig geslepen metalen snijgarnituren
veroorzaken een onbalans die voor extreme
belasting van het apparaat kunnen zorgen –
kans op breuk!
Botte of verkeerd geslepen snijkanten kunnen
leiden tot een hogere belasting van het metalen
snijgarnituur – kans op letsel door gescheurde of
gebroken delen!
Metalen snijgarnituur na elk contact met harde
voorwerpen (bijv. stenen, rotsblokken, metalen
delen) controleren (bijv. op scheurtjes en vervor‐
mingen). Bramen en andere zichtbare materiaa‐
lopeenhopingen moeten worden verwijderd,
omdat zij bij verder gebruik op elk moment los
zouden kunnen laten en worden weggeslingerd –
kans op letsel!
Beschadigd of ingescheurd snijgarnituur niet
meer gebruiken en niet repareren - hetzij door
lassen of richten - vormverandering (onbalans).
Deeltjes of brokstukken kunnen loskomen en
met hoge snelheid de gebruiker of derden treffen
– ernstig letsel!
Om de genoemde gevaren die optreden tijdens
het gebruik van een metalen snijgarnituur, te ver‐
kleinen, mag het gebruikte metalen snijgarnituur
in geen geval een te grote diameter hebben. Het
mag niet te zwaar zijn. Het moet gemaakt zijn
van materialen van toereikende kwaliteit en een
geschikte geometrie (vorm, dikte) hebben.
Een niet door STIHL geproduceerd metalen snij‐
garnituur mag niet zwaarder, niet dikker zijn,
geen andere vorm hebben en qua diameter niet
groter zijn dan het grootste, voor dit motorappa‐
raat vrijgegeven metalen STIHL snijgarnituur –
kans op letsel!
2.10
Trillingen
Langdurig gebruik van het motorapparaat kan
leiden tot door trillingen veroorzaakte doorbloed‐
ingsstoornissen aan de handen ("witte vingers").
Een algemeen geldende gebruiksduur kan niet
worden vastgesteld, omdat deze van meerdere
factoren afhankelijk is.
De gebruiksduur wordt verlengd door:
Nederlands
85