FUNCTIES
ZAAGDIEPTE
Zorg ervoor dat de zaag niet met de stroom is
verbonden.
1. Zet de hendel voor de diepte-instelling (17)
los en draai het zaaglichaam weg van de
basisplaat.
2. Stel de zaag in op de gewenste diepte,
overeenkomstig de zaagdiepteschaal (18).
De diepteschaal moet alleen als
referentie gebruikt worden. Als er een
nauwkeurige diepte nodig is, maak dan een
aantal testsnedes tot de gewenste diepte
bereikt is.
3. Duw de hendel omlaag om hem vast te zetten,
maar doe dit niet te strak.
Voor het beste zaagresultaat dient het
zaagblad niet meer dan de diepte van
één tand uit te steken buiten de dikte
van het te zagen materiaal.
• De hoogtehendel kan opnieuw worden
ingesteld als het mechanisme te strak of te los
zit, met de hendel omhoog.
Om de hendel opnieuw in te stellen, verwijdert
u de klemring waar de hendel mee vastzit met
een schroevendraaier. Neem de hendel van
de zeshoekige moer en draai hem één positie
naar rechts (indien te strak) of naar links
(indien te los), plaats hem vervolgens weer
terug.
Plaats de klemring terug en controleer de
vergrendelingspositie van de hendel opnieuw.
HET INSTELLEN VAN AFSCHUININGSHOEKEN
Afschuiningshoeken kunnen worden ingesteld
tussen 0° en 45°.
Probeer de zaag niet schuin te plaatsen als deze
in een zaagtafel is gemonteerd.
1. Zorg ervoor dat de zaag niet met de
stroom is verbonden.
2. Maak de hendel afschuiningsinstelling (8) aan
de voorkant van de zaag los.
3. Draai het zaaglichaam naar de gewenste
hoek, zoals is aangegeven op de
afschuiningsschaal (9).
De afschuiningsschaal moet alleen als referentie
gebruikt worden. Als er een nauwkeurige hoek
nodig is, maak dan een aantal testsnedes tot
de gewenste hoek bereikt is.
4.
Zet de hendel afschuiningsinstelling
weer vast.
STROOMSCHAKELAAR
Zorg ervoor dat uw beide handen stevig op
de handgrepen van het
gereedschap liggen
voordat u dit inschakelt.
• Trek de
trekkerschakelaar (3)
"AAN".
U voelt eerst enige
weerstand wanneer u
aan de trekker trekt - dit is een
NL
Functies
23