–
Accu demonteren.
Om de accu te demonteren de accukabel van de kabelboom af trekken,
vleugelschroeven verwijderen. Accu samen met het accudeksel 90° naar voor
draaien en naar boven eruit nemen.
–
Accukabel verbinden met het originele laadapparaat en in een contactdoos met
230 V steken (zie ook hoofdstuk "Vóór de eerste inbedrijfstelling – startaccu
laden").
–
Na het opladen de accu weer bevestigen op de accuhouder (als de accu voor het
laden gedemonteerd werd). De accukabel vóór het maaien weer verbinden met de
kabelboom (zie ook hoofdstuk "Voorbereidende werkzaamheden – montage van
de geladen startaccu").
18 ONDERHOUD VAN DE MOTOR
WAARSCHUWING
Verwondingen vermijden! Motoruitlaatgassen bevatten koolmonoxide en kunnen
ernstige aandoeningen of dood tot gevolg hebben.
De motor niet in gesloten ruimten, zoals garages, inschakelen, ook niet als
deuren en vensters geopend zijn. De machine naar buiten bewegen voordat de
motor wordt gestart.
BELANGRIJK
Voor de reinigings- en onderhoudswerkzaamheden de motor en/of de maaier niet
op de zijkant leggen, maar naar voren omhoogkantelen O (bougie naar boven),
omdat anders startmoeilijkheden kunnen optreden. Bij het omhoog kantelen van
de maaier, er op letten, dat de uitwerpklep niet beschadigd wordt. De maaier in
omhoog gekantelde toestand beveiligen!
OPGELET
Bij het omhoog kantelen erop letten dat er geen olie of benzine uitloopt.
Brandgevaar!
Het regelmatig uitvoeren van de voorgeschreven service- en
onderhoudswerkzaamheden vormt de voorwaarde voor een duurzame en storingvrije
functie van de motor en bovendien een basisvoorwaarde voor garantieaanspraken.
De motor vooral uitwendig altijd schoonhouden, vooral de omgeving van geluiddemper
en cilinder moet altijd vrij van vreemde voorwerpen zijn (bijv. grasresten). Uitlaat en
motor bereiken tijdens het bedrijf zeer hoge temperaturen. Brandbare vreemde
voorwerpen zoals loof, gras enz. kunnen ontbranden.
Ook een foutloze koeling is alleen gegarandeerd als de cilinderribben steeds schoon
zijn.
BELANGRIJK
De motor nooit met een hogedrukreiniger of een normale waterstraal reinigen.
Beschadigingen resp. dure reparaties kunnen het gevolg zijn.
Olie wisselen
AANWIJZING
Om het milieu te beschermen adviseren wij de olieverversing door een
vakwerkplaats te laten uitvoeren.
Olie verversen
–
Voordat de motor of het apparaat worden gekanteld om olie af te laten, de
benzinetank leegmaken en de motor zo lang laten lopen, tot hij wegens
brandstofgebrek stilvalt.
–
Motor afzetten en bougiestekker eraf trekken.
–
De olie verversen, zolang de motor warm is.
–
Voor de olieverversing de peilstok verwijderen uit de olievulopening.
–
De maaier zo op zijn kant leggen, dat de kant van de bougie boven is en de oude
olie wegstroomt in een opvangvat.
Oude olie niet in de riolering of in de grond terecht laten komen, maar
verwerken conform de plaatselijke voorschriften.
–
De maaier recht zetten en aan de opening merkolie (hoeveelheid en kwaliteit zie
technische gegevens) gieten. De peilstok inschroeven en het oliepeil controleren
(zie „Oliepeil controleren" en „Olie vullen", afbeelding Y1 )! Bij oliepeil zoals
voorgeschreven de oliepeilstok erin steken en vastdraaien.
Schoonmaken resp. vervangen van de luchtfilter (Afbeelding W )
BELANGRIJK
Nooit de motor met gedemonteerde luchtfilter starten of laten lopen.
–
De afdekking (1) openen, naar beneden kantelen en verwijderen.
–
–
–
–
–
Bij ongunstige inzetvoorwaarden (sterke stofontwikkeling) is de reiniging vereist elke
keer als er gemaaid werd, anders na telkens 25 bedrijfsuren of eenmaal per jaar.
(Bestelnr. filterelement zie originele reserveonderdelen en accessoires)
Controle van de bougie (Afbeelding Y )
Om de slijtage van de bougie te controleren, bougiestekker aftrekken en de bougie
losschroeven. Als de elektrode sterk versleten is, dan dient de bougie te worden
vervangen (bestelnummer: zie originele reserveonderdelen en accessoires).
Veiligheidsinstructie!
De bougie kan eventueel ook met een staalborstel worden gereinigd. Vervolgens dient
Verklaring van de symbolen
de elektrodeafstand te worden afgesteld op 0,7-0,8 mm. De bougie (op omkeerring
zie tabel pagina 3
letten) met de hand in de motor vastschroeven en met een dopsleutel handvast
monteren. Bougiestekker erop drukken. De bougie elk jaar vervangen.
Overwinteren van de motor volgens voorschrift (of bij langdurige
stilstand)
–
–
–
–
–
19 OORZAKEN VAN STORINGEN EN HET VERHELPEN
12
Het filterelement (2) voorzichtig eruit nemen en bij lichte vervuiling licht uitkloppen
op een glad oppervlak. Bij sterke vervuiling of beschadiging vernieuwen.
Het element nooit oliën of schoonblazen met perslucht. Sterk vervuilde of
beschadigde filterelementen moeten worden vervangen.
Na het reinigen resp. de vervanging het filterelement in de luchtfilterplaat zetten.
De haak (3) aan de afdekking (1) in de adapter (4) onder in de luchtfilterplaat
steken.
De afdekking naar boven kantelen en zorgvuldig sluiten.
Benzinetank leegmaken en motor zo lang laten draaien tot deze door gebrek aan
brandstof automatisch afslaat.
Schakel de motor uit en trek de bougiestekker af.
De olie aftappen zolang de motor nog warm is. Met verse olie (hoeveelheid en
kwaliteit zie technische gegevens) bijvullen.
Gras- en maaibezinksel van cilinder en koelribben, onder de motorkap en rondom
de uitlaat verwijderen.
De maaier moet altijd in schone toestand in een droge, gesloten ruimte buiten
bereik van kinderen worden bewaard.
DAARVAN
Storingen
Mogelijke oorzaken
Schakelbeugel niet
Motor springt niet aan
omgeklapt.
Brandstoftank leeg.
Bougiestekker los.
Bougie defect resp.
vervuild of elektroden
afgebrand.
Motor krijgt te veel
benzine (bougie nat).
Luchtfilter vervuild.
Accu niet opgeladen
(alleen bij elektrostart).
Startproces langer dan 5
seconden resp. werd te
vaak herhaald
(alleen bij elektrostart).
De verbindingskabel
tussen contactsleutel,
accu en motor los resp.
zonder contact
(alleen bij elektrostart).
Oplossing
Schakelbeugel op het
bovenstuk van de duwboom
indrukken D .
Schone en verse brandstof
bijtanken.
Bougie erop drukken of door
een geautoriseerde
vakwerkplaats laten
controleren.
Bougie vervangen resp.
reinigen, elektrodenafstand
instellen Y : 0,7 - 0,8 mm.
Door een geautoriseerde
vakwerkplaats laten
controleren.
Luchtfilterelement reinigen
resp. vernieuwen W .
Accu laden W1 , X1 .
Als er tegen de verwachting
in startproblemen zouden
optreden, dan moet de accu
ook tussentijds worden
opgeladen.
Accustekker verbinden met
de contrastekker van de
kabelboom U1 resp.
controleren, anders door een
geautoriseerde
vakwerkplaats laten
controleren.