stel. Voor de juiste draairichting moet er een rechts-
draaiend draaiveld aanwezig zijn.
Het product is niet geschikt voor het gebruik
met een linksdraaiend draaiveld.
6.2.2 Bij verkeerde draairichting
Bij gebruik van Wilo-schakelapparaten
De Wilo-schakelapparaten zijn zodanig geconcipieerd,
dat de aangesloten producten in de juiste draairichting
draaien. Bij een verkeerde draairichting moeten 2
fases/geleiders van het schakelapparaat aan de net-
voedingszijde worden verwisseld.
Bij schakelkasten op locatie:
bij verkeerde draairichting moeten bij motoren met
directe aanloop 2 fases worden verwisseld, bij ster-
driehoekaanloop moeten de aansluitingen van twee
wikkelingen worden verwisseld, bijv. U1 met V1 en U2
met V2.
6.3 Instelling van de niveaubesturing
De juiste instelling van de niveaubesturing vind u in de
handleiding van de niveaubesturing.
Neem hierbij de gegevens voor het minimale
onderdompelingspeil van het product in acht!
6.4 Ingebruikneming
Het werkbereik van het aggregaat is een geva-
rengebied. Er mogen geen mensen aanwezig zijn!
In het werkbereik mogen bij het inschakelen en/
of tijdens het bedrijf geen mensen aanwezig zijn.
Voor de eerste inschakeling moet de installatie volgens
het hoofdstuk „Opstelling" worden gecontroleerd en
een isolatiecontrole volgens het hoofdstuk „Onder-
houd" worden uitgevoerd.
Bij uitvoeringen met schakelapparaten en/of stekkers
moet de IP-beschermingsklasse hiervan in acht wor-
den genomen.
6.4.1 Voor het inschakelen
Voor het inschakelen van de onderwatermotorpomp,
dienen de volgende punten te worden gecontroleerd:
• Kabelgeleiding - geen lussen, licht gespannen
• Temperatuur van het transportmedium en dompel-
diepte controleren, zie Technische gegevens
• Goede bevestiging van het product. Het mag tijdens
het gebruik niet gaan trillen.
• Goede bevestiging van het toebehoren: standvoet,
koelmantel, enz.
• De zuigruimte, de pompput en de buisleidingen moe-
ten vrij zijn van vuil.
• Voor het aansluiten aan het stroomnet dienen de buis-
leiding en het product te worden gespoeld.
• Controle van de isolatie. De gegevens hiervoor vindt u
in het hoofdstuk „Onderhoud".
• De behuizing van het hydraulische systeem moet
ondergedompeld worden, d.w.z. hij moet volledig met
medium gevuld zijn en er mag zich geen lucht meer in
bevinden. De ontluchting kan door geschikte ontluch-
tingsinrichtingen in de installatie of, indien voorhan-
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Sub TWI 4..., TWI 4...-QC
den, door ontluchtingsschroeven aan het drukstuk
gebeuren.
• De schuiven aan de drukzijde moeten bij de eerste
ingebruikneming half geopend worden, zodat de buis-
leiding ontlucht kan worden.
• Bij het gebruik van een elektrisch bediende afsluitin-
richting kunnen waterslagen worden verminderd of
verhinderd. Het aggregaat kan worden ingeschakeld bij
een gesmoorde of gesloten schuifstand.
Een langere looptijd (>5 min) bij een gesloten of
sterk gesmoorde schuif evenals drooglopen is ten
strengste verboden!
• Controle van aanwezige niveauregelingen of droog-
loopbeveiliging
6.4.2 Na het inschakelen
De nominale stroom wordt bij de aanloopprocedure
kort overschreden. Na de aanloopprocedure mag de
bedrijfsstroom de nominale stroom niet meer over-
schrijden.
Als de motor na het inschakelen niet onmiddellijk aan-
slaat, moet deze onmiddellijk uitgeschakeld worden.
Voor het opnieuw inschakelen moeten de schakelpau-
zes volgens het hoofdstuk „Technische gegevens" in
acht genomen worden. Bij een volgende storing moet
het aggregaat onmiddellijk opnieuw worden uitge-
schakeld. Een nieuwe inschakelprocedure mag pas uit-
gevoerd worden als de fout verholpen is.
6.5 Gedrag tijdens het gebruik
Bij het gebruik van het product moeten de ter plaatse
geldende wetten en voorschriften voor veiligheid op
de werkplek, ongevallenpreventie en de omgang met
elektrische machines in acht worden genomen. Voor de
veiligheid moet de exploitant duidelijk de bevoegdhe-
den van het personeel vastleggen. Het volledige perso-
neel is verantwoordelijk voor het naleven van de
voorschriften.
Het product is uitgerust met beweeglijke componen-
ten. Tijdens het bedrijf draaien deze componenten om
het medium te kunnen transporteren. Door bepaalde
stoffen in het transportmedium kunnen op de
beweeglijke componenten zeer scherpe randen wor-
den gevormd.
Waarschuwing voor draaiende componenten!
De draaiende componenten kunnen ledematen
beknellen en afsnijden. Grijp tijdens het gebruik
nooit in de hydrauliek of de draaiende compo-
nenten. Schakel het product voor onderhouds-
en reparatiewerkzaamheden uit en laat de draai-
ende componenten tot stilstand komen!
De volgende punten moeten regelmatig worden
gecontroleerd:
• Bedrijfsspanning (toegestane afwijking +/- 5 % van
de toegekende spanning)
• Frequentie (toegestane afwijking +/- 2 % van de
toegekende frequentie)
• Stroomverbruik (toegestane afwijking tussen de
fasen max. 5 %)
• Spanningsverschil tussen de verschillende fasen
(max. 1 %)
Nederlands
109