Table des Matières
Publicité
Informations sur le modèle réel :
Avec la reprise de nombreuses petites compagnies
ferroviaires privées en 1949, la Deutsche Reichsbahn
(DR) s'est trouvée confrontée à une multitude de
locomotives peu rentables, pour la plupart obsolètes
et de faible puissance. Il fallait les remplacer le plus
rapidement possible. Dans le même temps, d'import-
antes lignes secondaires nécessitaient également une
rationalisation. Pour le service voyageur, une solution
complète a été trouvée avec un autorail léger, agile,
puissant et robuste. VEB Waggonbau Bautzen a
fourni un nouveau modèle en 1957. La production
en série du véhicule à deux essieux, connu sous le
nom de „autorail léger à combustion" (LVT), n'a
commencé qu'en 1963, mais les attentes en matière
d'aptitude au service, de construction solide et de
faibles coûts d'exploitation ont été satisfaites : le VT
2.09 moderne fut considéré comme maniable, fiable,
esthétique, propre et bientôt populaire. Dès 1965,
68 „taxis pour porcelets" vrombissaient sur les voies
entre la côte baltique, la forêt de Thuringe, Rügen et
les montagnes de l'Erzgebirge. Le seul inconvénient
fut d'avoir à contourner la seconde voiture dans les
gares terminus. C'est ainsi qu'en 1964, une série de
voitures pilotes pour les autorails, qui avaient été
perfectionnés entre-temps, a été mise au point. Avec
une troisième série de la VT 2.09, l'acquisition de ces
autorails de la DR devenus culte a pris fin en 1970.
Informatie over het voorbeeld:
Met de overname van talrijke kleine en particu-
liere spoorwegmaatschappijen, zag de Deutsche
Reichsbahn zich vanaf 1949 geconfronteerd met een
oneconomische typenvariëteit van verouderde loco-
motieven met een gering vermogen. Deze moesten
zo snel mogelijk worden vervangen. Daarnaast moes-
ten de belangrijke nevenlijnen hoognodig worden
gemoderniseerd. Voor het personenverkeer werd
een integrale oplossing gevonden in snelle, krachtige
en robuuste lichtgewicht treinstellen.
De VEB Waggonbau stelde in 1957 een nieuw
ontworpen model beschikbaar. De serieproductie
van de als „lichte motorrijtuigen" (LVT) aangeduide,
twee-assige voertuigen startte pas in 1963, maar aan
de verwachtingen op het gebied van operationele
prestaties, solide constructie en lage bedrijfskosten
was hiermee voldaan: De moderne VT 2.09 stond be-
kend als wendbaar, betrouwbaar en mooi vormgege-
ven, en was al snel populair. Al in 1965 bromden 68
„Ferkeltaxen" over de sporen tussen de Oostzeekust
en het Thüringer Woud, Rügen en het Ertsgebergte.
Een nadeel bleek echter, dat de bijbehorende VT
bijwagen op de eindstations moest worden omger-
angeerd. Als gevolg hiervan volgde in 1964 een serie
stuurrijtuigen voor de inmiddels verder ontwikkelde
motorwagens. Met een derde productiereeks van
de VT 2.09 eindigde in 1970 de aanschaf van deze
inmiddels tot cult verheven Reichsbahn voertuigen.
5
Publicité
Table des Matières
