HET ZADEL PLAATSEN
1.
Steek de zadelpen door het gat in de plank en lijn deze uit met de overeenkomstige
schroeven op de behuizing.
2.
Zet de zadelpen vast met moeren, één aan elke kant wanneer u ze hebt uitgelijnd.
3.
Voer vervolgens de kabel van het achterlicht van het zadel naar binnen en draai deze vast
met de flenzen.
4.
Bevestig ten slotte het zadel aan de zadelpen.
DE VOORSTE EN ACHTERSTE REM AFSTELLEN
Beide remmen moeten regelmatig afgesteld worden.
•
Elk handvat van de remmen moet ongeveer 5-6 mm van de handgreep van het stuur
verwijderd zijn.
•
Ga op het voertuig zitten om de afstand tussen de handgreep en het handvat van de rem
te controleren.
•
Als de afstand groter is dan aangeraden, draai dan aan de sluitring (A) van het handvat
van de rem om de afstand aan te passen.
•
Om de spanning in de kabel van de rem aan te passen, verstel de bout (B) in het achterwiel.
Dit zorgt ervoor dat het wiel makkelijk kan draaien als de rem niet gebruikt wordt en dat
het voertuig meteen tot stilstand gebracht kan worden als de rem geactiveerd wordt.
100
All manuals and user guides at all-guides.com
OPMERKING
DE KETTING SPANNEN
Controleer de spanning van de transmissieketting regelmatig en houd hem schoon van
vuiligheid. Om de ketting aan te spannen of losser te maken:
1.
2.
3.
A
:
na elke verstelling, draai de bevestigingsmoer vast.
Maak bout A los en draai aan bout B om de geschikte kettingspanning te herstellen.
Herhaal deze stap met de bout die zich aan de andere kant van het wiel bevindt.
Controleer of de wielen uitgelijnd zijn en maak bout A weer vast.
A
B
B
101