8. MEETFUNCTIES
Zorg dat de max. toegestane ingangswaarden in geen geval worden overschreden. Raak schake-
lingen en schakeldelen niet aan als daarop een hogere spanning dan 33 V ACrms of 70 V DC kan
staan! Levensgevaarlijk!
Controleer voor aanvang van de meting de aangesloten meetdraden op beschadigingen, zoals
sneden, scheuren of afknellingen. Defecte meetsnoeren mogen niet meer worden gebruikt! Le-
vensgevaarlijk!
Pak tijdens het meten de meetsnoeren niet boven de tastbare handgreepmarkeringen vast.
Het meten mag alleen worden uitgevoerd als de behuizing en het batterijvak volledig gesloten zijn.
Tijdens de isolatiemeting kunnen op de meetstiften gevaarlijk hoge spanningen liggen. Een blik-
semsymbool op het display dient als waarschuwing voor een dergelijke spanning. Een isolatietest
is alleen toegestaan op spanningloze installatieonderdelen en apparaten.
Als „OL" (voor Overload = overbelasting) op het display verschijnt, hebt u het meetbereik overschreden.
a) Meetapparaat inschakelen
Het meetapparaat wordt via de draaischakelaar (5) ingeschakeld. Draai de schakelaar op de betreffende meetfunc-
tie. Draai de schakelaar op de stand „OFF" om het apparaat uit te zetten. Schakel het meetapparaat altijd uit als u
het niet gebruikt (stand OFF).
Voordat u het meetapparaat kunt gebruiken, moeten de meegeleverde batterijen in het apparaat
worden geplaatst. Het plaatsen en vervangen van de batterijen wordt in het hoofdstuk „Onderhoud
en reiniging" beschreven.
72