NEDERLANDS
DE MACHINE STARTEN EN STOPPEN
De machine mag worden gestart om te worden opgesteld:
–
in verplaatsingmodus
–
in werkmodus
Hierna worden de betreffende werkzaamheden beschreven.
LET OP!
Verander tijdens het sturen niet plotseling van richting, let altijd goed op en stuur altijd bij lage snelheden,
vooral als de afvalcontainer vol is of als de machine op een helling staat.
WAARSCHUWING!
Voordat u begint met het verplaatsen, moet u de bandenspanning controleren [5 Bar (72,5 psi)] en de banden
waar nodig oppompen.
De machine opstellen in de verplaatsingmodus
Bij het verplaatsen van de machine (zonder veegwerkzaamheden) is het noodzakelijk de verplaatsingmodus op te stellen door als
volgt te werk te gaan:
1.
Controleer of de handrem (13, Afb. E) is ingeschakeld.
2.
Start de dieselmotor zoals werd beschreven in het vorige deel.
3.
Controleer of de afvalcontainer (6, Afb. G) omlaag staat en dat het betreffende controlelampje (3, Afb. D) uit is.
4.
Controleer of de aanzuigventilator uit is, zie de schakelaar (30, Afb. D).
5.
De aanzuigmond en de zijborstels omhoog brengen door op de knop te drukken (38, Afb. D).
6.
De arm (23, Afb. G) van de derde borstel omhoog brengen door de manipulator naar achteren te brengen (46, Afb. D).
7.
Terwijl de schakelaar terugkeer met veer (34, Afb. D) ingedrukt wordt, de onderarm (22, Afb. G) van de derde borstel naar
rechts bewegen totdat deze niet verder kan (de beweging stopt automatisch).
8.
De arm (23, Afb. G) van de derde borstel bewegen naar ruststand (of sluitstand) door de manipulator naar links te brengen
(46, Afb. D).
De beweging stopt automatisch wanneer deze niet verder kan.
LET OP!
Het is alleen mogelijk om de arm (23, Afb. G) van de derde borstel veilig naar rechts of naar links te bewegen
wanneer de betreffende onderarm (22) zich in de uiterste stand rechts of links bevindt.
In een dergelijke situatie wordt de beweging van de arm op juiste wijze beperkt door de geschikte
veiligheidsmechanismen.
Als dat niet het geval is, kan de hieruit volgende overmatige beweging sommige onderdelen van de machine
beschadigen en instabiliteit veroorzaken.
Het is daarom aanbevolen om de onderarm (22, Afb. G) van de derde borstel altijd naar de uiterste stand links of
rechts te brengen.
LET OP!
Het is alleen mogelijk om de ruststand (of sluitstand) van de arm (23, Afb. G) van de derde borstel te bereiken
wanneer de betreffende onderarm (22) zich in de uiterste stand rechts bevindt.
9.
Stop met de schakelaar (29, Afb. D) het draaien van de derde borstel en van de zijborstels.
10.
Uit de machine komen en de beveiligingsstekker van de derde borstel van positie (2, Afb. H) (uitgeschakeld) in positie (1)
(ingeschakeld) zetten door te trekken en tegelijkertijd te draaien aan de geschikte hendel.
11.
Zet de parkeerrem uit met de hendel (13, Afb. E).
12.
Zet de gashendel voor de motor (16, Afb. E) langzaam naar voren en stel het toerental op het display (17, Afb. D) af op 2.600
toeren/min.
13.
Start de verplaatsing door de machine met de handen op het stuur (28, Afb. D) te bewegen. Druk geleidelijk op het voorste
deel van het pedaal (26) om de machine voorwaarts te bewegen of op het achterste deel om de machine achterwaarts te
bewegen.
De bewegingssnelheid is instelbaar van nul tot de maximale waarde via de druk op het pedaal.
De machine stoppen in de verplaatsingmodus
14.
Laat het pedaal (26, Afb. D) los om de machine te stoppen.
Als u de machine snel tot stilstand wilt brengen, drukt u ook het pedaal van de servicerem (31) in.
15.
Zet de gashendel van de motor (16, Afb. E) in de minimale stand en laat de hendel enkele minuten in deze stand staan om het
systeem te stabiliseren.
16.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
17.
Trek de parkeerrem met de hendel (13, Afb. E) aan.
20
GEBRUIKSAANWIJZING
33014091(3)2008-02 A
RS 1300