Veiligheidsinstructies
Gebruik
Het apparaat met de werkinstallaties
–
moet voor gebruik gecontroleerd wor-
den op deugdelijkheid en bedrijfsveilig-
heid. Indien zij niet in goede staat
verkeren, mag u de apparatuur niet ge-
bruiken.
Bij gebruik van het apparaat in gevaar-
–
lijke omgevingen (bijvoorbeeld tanksta-
tions) moeten de overeenkomstige
veiligheidsvoorschriften in acht geno-
men worden. Niet gebruiken in ruimtes
met ontploffingsgevaar.
Bediening
Kinderen of niet-geïnstrueerd perso-
–
neel mogen het apparaat niet gebrui-
ken.
Het apparaat mag gebruikt worden
–
door personen met beperkte fysische,
zintuigelijke of mentale capaciteiten of
gebrek aan ervaring en kennis, op voor-
waarde dat ze onder toezicht staan of
over het veilige gebruik van het appa-
raat werden ingelicht en de daaruit re-
sulterende gevaren begrijpen.
Degene die het apparaat bedient dient
–
het te gebruiken volgens de voorschrif-
ten. Deze dient rekening te houden met
de plaatselijke omstandigheden en bij
het werken met het apparaat te letten
op derden, speciaal op kinderen.
Voor de aanvang van de werkzaamhe-
–
den moet de bediener zich ervan verge-
wissen dat alle veiligheidsinrichtingen
volgens de voorschriften zijn aange-
bracht en functioneren.
De bediener van het apparaat is verant-
–
woordelijk voor ongevallen met andere
personen of hun eigendom.
Erop letten dat de bediener nauw aan-
–
sluitende kledij draagt. Stevig schoeisel
dragen en losse kledij vermijden.
Voor het starten de onmiddellijke om-
–
geving van het apparaat controleren
(bv. kinderen). Letten op voldoende
zichtbaarheid!
Het apparaat mag nooit onbeheerd
–
worden achtergelaten zolang de motor
nog draait. De bediener mag het appa-
raat pas verlaten, als de motor is uitge-
zet, het apparaat tegen onbedoelde
bewegingen is beveiligd en de contact-
sleutel uit het contact is gehaald.
Het apparaat mag alleen door perso-
–
nen worden gebruikt die voor de om-
gang ermee zijn opgeleid of hun
vaardigheden in het bedienen hebben
aangetoond en uitdrukkelijk de op-
dracht hebben gekregen voor het ge-
bruik.
Over kinderen dient toezicht te worden
–
gehouden, om te waarborgen dat ze
niet met het apparaat spelen.
58
Rijfunctie
Gevaar
Verwondingsgevaar!
Kantelgevaar bij de sterke hellingen.
Er mogen enkel hellingen en dalingen
–
in rijrichting tot 12% bereden worden.
Kantelgevaar bij onstabiele ondergrond.
Het apparaat uitsluitend op bevestigde
–
ondergrond bewegen.
Kantelgevaar bij de zijwaartse hellingen.
Dwars op de rijrichting alleen hellingen
–
tot maximaal 12% nemen.
Batterijgedreven apparaten
Instructie
Alleen als u de door Kärcher aanbevolen
batterijen en oplaadapparaten gebruikt,
kunt u garantie inroepen.
De gebruiksinstructies van de fabrikant
–
van de batterij en van het oplaadappa-
raat moeten in elk geval nageleefd wor-
den. Neem de aanbevelingen van de
wetgever betreffende de omgang met
batterijen in acht.
Batterijen nooit in ontladen toestand la-
–
ten staan, maar zo snel mogelijk op-
nieuw opladen.
Ter voorkoming van lekstroom de batte-
–
rijen steeds proper en droog houden.
Beschermen tegen verontreiniging bij-
voorbeeld door metaalstof.
Geen werktuig e.d. op de batterij leg-
–
gen. Gevaar van kortsluiting en explo-
sie.
In geen geval in de omgeving van een
–
batterij of in een batterijlaadruimte wer-
ken met open vlammen, vonken vor-
men of roken. Explosiegevaar.
Hete onderdelen, zoals de aandrijfmo-
–
tor, niet aanraken (gevaar voor brand-
wonden).
Wees voorzichtig bij het hanteren van
–
batterijzuur. Volg de betreffende veilig-
heidsvoorschriften op!
Verbruikte batterijen moeten volgens
–
de Europese richtlijn 91/ 157 EWG op
milieuvriendelijke wijze verwijderd wor-
den.
Vervoer
Bij vervoer van het apparaat dient u de
–
motor af te zetten en het apparaat goed
vast te zetten.
2
-
NL
Onderhoud
Voor reinigings- en onderhoudswerk-
–
zaamheden van het apparaat, het ver-
vangen van onderdelen of het
ombouwen voor een andere functie
dient het apparaat te worden uitgescha-
keld en de contactsleutel te worden ver-
wijderd.
Het schoonmaken van het apparaat
–
mag niet met een waterslang of hoge-
drukstraal gebeuren (gevaar van kort-
sluiting of andere schades).
Reparaties mogen uitsluitend door
–
goedgekeurde klantenservicewerk-
plaatsen of door vaklui voor dit gebied
worden uitgevoerd die met de betref-
fende veiligheidsvoorschriften ver-
trouwd zijn.
Veiligheidscontrole volgens de plaatse-
–
lijk geldige voorschriften voor van
plaats veranderlijke, industrieel benutte
apparaten opvolgen.
Werkzaamheden aan het apparaat al-
–
tijd met geschikte handschoenen uit-
voeren.
Functie
1
2
5
4
De veegmachine werkt volgens het over-
slagprincipe.
De zijbezems (3) reinigen hoeken en
–
kanten van het veegoppervlak en trans-
porteren het vuil in de baan van de vee-
grol.
De roterende veegrol (4) transporteert
–
het vuil direct in de veeggoedcontainer
(5).
Het in de container opgejaagde stof
–
wordt via de stoffilter (2) gescheiden en
de gefilterde schone lucht wordt door
het zuigventiel (1) weggezogen.
De reiniging van de stoffilter (2) gebeurt
–
automatisch.
3