7.3
Regeling brander
7.3.1
Stand van de luchtklep
De luchtklep kan worden geregeld door te draaien aan de schroef
(1) m.b.v. de zeshoekige sleutel (2), die wordt bijgeleverd::
– draai met de klok mee ; om de opening van de luchtklep te ver-
meerderen (O
verhoogt, CO
2
– draai tegen de klok in ; om de opening van de luchtklep te ver-
minderen (O
verlaagt, CO
2
2
7.3.2
Regeling van de druk van de gasolie
De druk van de gasolie, en dus ook het vermogen van de brander,
kunnen worden geregeld met de regelaar (3), nadat u een mano-
meter op de uitgang heeft gemonteerd (4).
Laat de brander enkele minuten werken en draai daarna aan de
regelschroef (3):
– met de klok mee ; om de druk te verhogen
– tegen de klok in ; om de druk te verlagen.
Controleer de gewijzigde waarde op de manometer.
Zodra u het apparaat geregeld heeft, stopt u de brander, koppelt
u de manometer los en sluit u de uitgang af (4).
78
verlaagt)
2
verhoogt).
2
Afb. 47
Afb. 48
7.3.3
Controle onderdruk pomp
De vacuümmeter, voor de regeling van de onderdruk van de pomp
moet worden aangesloten op het punt (5). De maximaal toegesta-
ne onderdruk is 0,4 bar.
Bij een hogere onderdruk zal de gasolie vergassen, wat een ca-
vitatie van de pomp als gevolg zal hebben, die hem beschadigt.
In het geval die maximale waarde niet kan worden gewaarborgd,
dient u de installatie voor de gasolietoevoer te controleren.
1
5
7.3.4
Controle van de verbrandingsparameters
Om de controles van de verbranding uit te voeren is het nood-
zakelijk een rookgasmeter en een rookgasthermometer op het
afnamepunt aan te sluiten (6), zoals in de afbeelding aangegeven.
3
Nadat u de eerste inwerkingstelling van de Thermische Groep
4
heeft uitgevoerd, dient u de brander enkele minuten te laten wer-
ken om de vlam te stabiliseren. Meet dus:
– CO
(%)
2
– CO (ppm)
– NOx (ppm)
– Bacharach-index
– rookgastemperatuur
Controleer of de gemeten waarden erg lijken of identiek zijn aan
de waarden op de tabel van de technische gegevens. Als dat niet
zo is, moet u de uitgevoerde regelingen aanpassen.
m
WAARSCHUWINGEN
– In enkele landen vereisen de geldende normen het
meten van het verbrandingsrendement.
– Verlaag de pompdruk NIET onder de 9,0 bar.
NL
Afb. 49
6
Afb. 50