• Lekstroom per pomp I
• Aanbevolen wordt de pomp met een lekstroom-veiligheidsschakelaar te bevei-
ligen.
Aanduiding: FI-
Bij de dimensionering van de lekstroom-veiligheidsschakelaar het aantal aan-
gesloten pompen en hun nominale motorstroom in acht nemen.
• Bij gebruik van de pomp in installaties met watertemperaturen boven 90 °C
moet een warmtebestendige aansluitleiding worden gebruikt.
• Alle aansluitleiding dienen zodanig gelegd te worden, dat er in geen geval con-
tact gemaakt wordt met de leiding en het pomp- en motorhuis.
• Om de drukwaterbeveiliging en de trekontlasting veilig te stellen, kabel met
passende buitendiameter (zie tabel 7.2) gebruiken en drukstukken stevig vast-
schroeven. Bovendien moeten de kabels die zich in de buurt van de draadaan-
sluiting bevinden, naar een afvoerlus worden geleid om het druipwater te laten
afvloeien. Kabelschroefverbindingen die niet aangesloten zijn, moeten met de
beschikbare afdichtingsringen afgesloten en vastgeschroefd worden.
GEVAAR! Levensgevaar door elektrische schok!
Op de contacten van de IF-module interface kan een spanning staan die
gevaarlijk is bij aanraking.
Wanneer er geen IF-module (toebehoren) in de moduleschacht is gestoken,
moet de stop (afb. 7, pos. 1) de interface voor de IF-module aanraakveilig
afdekken.
Op correct zitten letten.
• Pompen enkel met correct vastgeschroefd moduledeksel in bedrijf nemen.
Op een correcte plaatsing van de dekselafdichting letten.
WAARSCHUWING! Gevaar voor letsel en materiële schade!
Wanneer de afdekking van de lucht- en de uitlaatopeningen (zwarte afdek-
king) beschadigd is, is de beschermingsklasse en de elektrische veiligheid
niet meer gegarandeerd. Controleren of de afdekkingen goed zitten.
• Toewijzing van de kabelschroefverbindingen:
In de onderstaande tabel zijn de mogelijkheden beschreven met welke combi-
naties van stroomkringen in een kabel aan de verschillende kabelschroefverbin-
dingen kunnen worden toegewezen. Daarbij moet DIN EN 60204-1 (VDE 0113,
bl.1) in acht worden genomen:
• Par. 14.1.3 naar strekking: Geleiders van verschillende stroomkringen mogen
tot dezelfde meergeleiderkabel behoren als de isolatie van de hoogste in de
kabel voorkomende spanning voldoende is.
• Par. 4.4.2 naar strekking: Bij mogelijke functiebeperkingen door EMC moeten
signaalleidingen met een lager niveau worden gescheiden van sterkstroom-
leidingen.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Stratos/-D/-Z/-ZD
≤ 3,5 mA (conform EN 60335)
eff
of
Nederlands
165