CONTROL-aanslui-
ting (CenterOne)
Fig. 67: D-sub-aansluiting
Via deze aansluiting kan
● het meetsignaal worden uitgelezen,
● de toestand van de schakelfunctie en foutbewaking potentiaalvrij worden geanaly-
seerd,
● het hoogvacuüm-meetcircuit worden in- en uitgeschakeld (alleen bij koudekathode-
transmitter PTR 225).
Aanrakingsspanning
Spanning die hoger is dan 30 V AC of 60 V DC gelden volgens EN 61010 als aanra-
kingsgevaarlijk.
Er mag alleen veilige laagspanning (PELV) worden aangelegd.
Sluit perifere componenten met een afgeschermde verbindingskabel (EMC-compati-
biliteit) aan op de aansluiting CONTROL op de achterkant van het apparaat.
Pinconfiguratie en contactstanden
De 15-pins sub-D-aansluiting is als volgt geconfigureerd:
Pin
Sgnaal
1
Analoge uitgang -5 ... +13 V DC
2
Analoge uitgang massa
Schakelfunctie 1
3
4
5
6
HV_V aan (+ 24 V)
HV_H uit (0 V)
7
+24 V DC, 200 mA
8
Massa = behuizing
Foutsignaal (error)
9
10
11
Schakelfunctie 2
12
13
14
15
Massa = behuizing
1)
Beveiligd bij 300 mA met PTC-element, zelfresettend na uitschakelen van de CenterOne of lostrek-
ken van de CONTROL-contactdoos. Voldoet aan de eisen van een geaarde extra lage spanning.
2)
De afwijking tussen de analoge uitgang (pin 1) en de weergave op het apparaat bedraagt maximaal
+/- 20 mV.
GEVAAR
2)
Druk hoger dan drempel-
waarde of apparaat uitge-
schakeld
1)
1)
Geen fout
Druk hoger dan drempel-
waarde of apparaat uitge-
schakeld
Installatie
Druk lager dan drem-
pelwaarde
Fout of apparaat uitge-
schakeld
Druk lager dan drem-
pelwaarde
57