NEDERLANDS
Functies
•
PROGRAM: Druk op deze knop om een programma te
kiezen van de handmatige modus: P1 --- P15 ---- "FAT".
MODE: Wanneer de loopband klaar is, druk op deze knop om
•
de modus te kiezen: tijdmodus aftellen, afstand modus
aftellen, calorie-modus aftellen.
•
START: Druk op deze knop om de loopband te starten, de
loopband zal na drie seconden starten met de laagste
snelheid of met de snelheid van het standaard programma.
•
STOP: Druk op deze knop om de loopband te stoppen, de
loopband zal langzaam tot stilstand komen.
•
SPEED ↑/↓: Stelt de snelheid in. Druk op deze knop om de
snelheid aan te passen tijdens de training.
•
SPEED (3-6-9-12): Past de snelheid in snelle stappen aan.
KNOP HANDGREEP (R): Snelheidsknop.
•
•
KNOP HANDGREEP (L): "START/STOP" knop.
HARTSLAGTEST: De hartslag wordt na vijf seconden op het
•
display weergegeven indien het handvat met twee handen
wordt vastgehouden. Om de hartslag nauwkeuriger te
meten, gelieve testen wanneer de loopband stopt en daarna
de handvatten langer dan 30 seconden vasthouden. De
hartslag die wordt weergegeven kan afwijken van de
werkelijkheid.
PROGRAMMA'S (FIG. B, 1-12)
De loopband beschikt over 12 programma's P1-P12. Druk op "PROG"
wanneer het toestel in stand-by modus staat om de programma's
in te stellen en druk op "START" om de loopband te starten. Druk na
het inschakelen van de loopband direct op de knop "PROG" of druk
twee keer op "STOP", zodat de loopband "OFF" aangeeft en in stand-
by modus gaat om alle programma's te zien. De programma's zijn op
pagina 9 te zien. De horizontale lijn staat voor de tijd en elke stip staat
voor anderhalve minuut. De verticale lijn staat voor snelheid en elke
stip staat voor 1 km/h. Elk programma duurt 30 minuten.
TRAININGSRICHTLIJNEN (FIG. C, 1-5)
Een succesvol trainingsprogramma bestaat uit een warming-up, de
training zelf en een cooling down. Voer de hele training minstens twee,
maar bij voorkeur drie keer per week uit en houdt één dag rust tussen
de trainingen. Na enkele maanden kan de trainingsintensiteit worden
verhoogd tot bijvoorbeeld vier of vijf keer per week.
Warming-up
Het doel van een warming-up is dat het lichaam voorbereid wordt op
een training en het verminderd de kans op blessures. Warm het lichaam
op in twee tot vijf minuten voordat er met een cardio- of krachttraining
begonnen wordt. Doe oefeningen die de hartslag verhogen en de
werkende spieren opwarmen. Voorbeelden van dit soort activiteiten
zijn: vlot lopen, joggen, jumping jacks, touwtje springen en rennen op
de plaats.
Stretchen
Stretchen terwijl spieren warm zijn, is zeer belangrijk na een goede
warming-up en cooling-down. Het vermindert de kans op blessures.
Stretchoefeningen dienen gedurende 15 tot 30 seconden worden
vastgehouden. Voorbeelden van stretchoefeningen zijn:
•
Toe touch (Fig. C-1)
•
Inner thight stretch (Fig. C-2)
•
Hamstring stretch (Fig. C-3)
•
Achilles stretch (Fig. C-4)
•
Side stretch (Fig. C-5)
Cooling-down
Het doel van de cooling-down is het lichaam aan het einde van de
training terug te brengen naar de (bijna) normale ruststand. Een
goede cooling-down vermindert langzaam uw hartslag en bevordert
het herstel.
21