All manuals and user guides at all-guides.com
• De acculader mag niet op een
brandbare ondergrond (bijv. pa-
pier, textiliën) gebruikt worden.
Er bestaat brandgevaar we-
gens de verwarming die bij het
laden optreedt.
• Als het netsnoer van dit appa-
raat beschadigd wordt, moet
het door de fabrikant of door
zijn klantenserviceafdeling of
door een gelijkwaardig gekwa-
lificeerde persoon vervangen
worden om gevaren te vermij-
den.
• Laad in het laadtoestel geen
niet-oplaadbare batterijen op.
Het apparaat zou beschadigd
kunnen worden.
Inbedrijfstelling
Controleer het maaiveld regelma-
tig op stenen, takken, draden en
ander afval dat schade aan het
apparaat en aan de messen kan
veroorzaken.
Zorg ervoor dat de twee of meer-
dere maaizones van verschillende
robotmaaiers op voldoende af-
stand (minstens 2,5 m tot 3 m) uit
elkaar liggen.
Als de maaizones te dicht bij el-
kaar liggen, dan kan dit storingen
in de apparaten veroorzaken.
Laadstation plaatsen
1. Kies voor het laadstation (12) een
horizontale plek nabij een stopcontact
met minstens 2 m vrije ruimte vooraan
en 1 m vrij ruimte achteraan.
2. Zet het laadstation en de laadstati-
on-stootstang (12b) vast met hulp van
de bevestigingsspijkers (8).
De laadstation-stootstang (12b) wordt
aan de zijkant van het laadstation bui-
ten het afgebakende maaiveld beves-
tigd.
De werkbereik-indicator (
het laadstation moet zich binnen het
afgebakende maaiveld bevinden.
3. Sluit het laadstation aan op de lader
(10) met behulp van de verbindings-
stekkers (9+13). Zorg ervoor dat de
met "1" dan wel "2" gemarkeerde
contacten van de verbindingsstekkers
elkaar raken.
Zorg ervoor dat het laadstation
(12) op voldoende afstand van
vijvers, zwembaden en trappen
staat.
We raden aan om het laadstation
(12) te overdekken, om weerscha-
de te voorkomen.
De begrenzingskabel
leggen
Voordat u de robotmaaier in gebruik kunt
nemen, dient u eerst de begrenzingskabel
(6) rond het maaiveld te leggen dat door
de robotmaaier moet worden gemaaid.
Dit kunt u op de volgende manieren doen:
- Afbakenen van het maaiveld met de
haken (7).
- Begraven van de begrenzingskabel
(6) in de grond (max. 5 cm diep).
De robotmaaier vaart ongeveer
20 - 30 cm over de begrenzings-
kabel voordat hij omdraait en een
nieuwe weg zoekt. Leg de begren-
zingskabel zo, dat de robotmaaier
geen schade kan aanrichten.
NL
12a) van
101