15. PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken Veiligheid.
15.1 Wat te doen als...
Probleem
Je kunt het apparaat niet inscha‐
kelen.
Je kunt de kookplaat niet inscha‐
kelen of bedienen.
De restwarmte-indicator gaat niet
aan.
De oven wordt niet warm.
De lamp werkt niet.
Stoom en condens slaan neer op
het eten en in de ovenruimte.
Het duurt te lang om de gerech‐
ten te bereiden of ze koken te
snel.
Op het ovendisplay verschijnt
"0.00" en "LED".
15.2 Servicegegevens
Als je niet zelf het probleem kunt verhelpen, neem dan contact op met je verkoper of een
erkende serviceafdeling.
De contactgegevens van de servicedienst staan op het typeplaatje. Het typeplaatje bevindt
zich aan de voorkant van de ovenruimte. Verwijder het typeplaatje niet uit de ovenruimte.
58
NEDERLANDS
Mogelijke oorzaak
Het apparaat is niet aangesloten
op een stopcontact of niet goed
geïnstalleerd.
De zekering is doorgeslagen.
De zekering is doorgeslagen.
De zone is niet heet, omdat hij
slechts kortstondig is bediend.
De oven is uitgeschakeld.
De benodigde instellingen zijn
niet ingesteld.
De klok is niet ingesteld.
De lamp is defect.
Je hebt het gerecht te lang in de
oven achtergelaten.
De kamertemperatuur is te laag
of te hoog.
Er is een stroomstoring opgetre‐
den.
Oplossing
Controleer of het apparaat goed
is aangesloten op het lichtnet.
Verzeker u ervan dat de zekering
de oorzaak van de storing is. Als
de zekeringen keer op keer door‐
slaan, neem je contact op met
een erkende installateur.
Schakel de kookplaat opnieuw in
en stel de kookstand binnen 10
seconden in.
Als de zone voldoende lang ge‐
bruikt is om heet te zijn, neem je
contact op met een erkende ser‐
vicedienst.
Schakel de oven in.
Zorg ervoor dat de instellingen
correct zijn.
Stel de klok in
Vervang de lamp.
Laat gerechten na het bereiden
niet langer dan 15 - 20 minuten in
de oven staan.
Pas indien nodig de temperatuur
aan. Volg het advies in de gebrui‐
kershandleiding.
Stel de klok opnieuw in.