De verbinding tussen deze twee apparaten wordt tot stand gebracht met behulp van een speciale verbindingskabel uit de volgende lijst :
Omschrijving
CABLE
Voor langere afstanden kunnen de kabels van de klassieke MIG/MAG apparaten worden gebruikt :
VERBINDINGSKABEL MIG INVERTER
Aanbevolen kabel-secties afhankelijk van de gebruikte lasstroom en de totale lengte van de laskabel.
Lengte van de kabels
Minder dan 30 m (100 ft)
50 m (160 ft)
70 m (230 ft)
100 m (330 ft)
Sluit dan de massaklem van de AUTOFEED 450 aan op het te lassen werkstuk.
De eenheid is klaar om aangesloten te worden op de netspanning. De voeding kan worden gerealiseerd vanuit een alternatief signaal, 50 of 60 Hz,
tussen 30 Vrms en 80 Vrms. De voeding kan tevens gerealiseerd worden vanuit een continu signaal tussen 17Vdc en 113Vdc. De polariteit van
het continue signaal kan positief of negatief zijn. Onder deze minimum waarden is het mogelijk dat de AUTOFEED 450 niet opstart of niet correct te
functio-neert (onderbrekingen tijdens het lassen).
Boven deze waarden zal de AUTOFEED 450 stoppen met functioneren om zichzelf en de gebruiker te beveiligen tegen overspanning. In dit geval
gaat het lampje L06 branden en is het niet meer mogelijk om te lassen zolang de spanning te hoog blijft.
INSTALLATIE VAN DE SPOEL EN INBRENGEN VAN DE DRAAD (FIG 4)
Draag geen handschoenen tijdens het afwikkelen van de lasdraad en het verwisselen van de spoelen.
Rol, tijdens het inbrengen van de draad, de toorts af zodat het traject van de draad zo recht mogelijk zal zijn, en demonteer het mondstuk (FIG 4F),
de contactbuis (FIG 4E) en het uiteinde van de toorts.
FIG 4A :
• Positioneer de spoel op de houder :
• Houd daarbij rekening met de aandrijfpen van de houder. Draai, om een 200 mm spoel te installeren, de spoelhouder maximaal aan.
• Stel de rem af (FIG 4A-2), om te voorkomen dat tijdens een lasstop de draad in de war raakt. Draai, over het algemeen, niet te strak aan, dit kan
de motor oververhitten.
FIG 4B :
Het is uiterst belangrijk om de juiste aandrijfrollen te gebruiken, die geschikt zijn voor het door u gekozen draadtype. De 2 persende aandrijfrollen
(diameter 30 mm) die zich bovenaan bevinden zijn niet hetzelfde als de onderste (diameter 37 mm) aandrijfrollen (FIG 4B). Het is dus noodzakelijk
om alle 4 aandrijfrollen te controleren voordat u begint met het inbrengen van het draad.
Ø 1,2 mm
Ø 1,6 mm
Gevuld draad
Ø 2,0 mm
Ø 2,4 mm
Ø 0,8 mm
Massief staal en rvs-
Ø 1,0 mm
draad
Ø 1,2 mm
Ø 1,6 mm
Ø 1,0 mm
Ø 1,2 mm
Aluminium
Ø 1,6 mm
Stel de druk van de rollers bij met behulp van de 2 draaiknoppen (FIG 4C-4). De aandrijving moet voldoende zijn om de draad naar de toorts te kun-
nen drijven zonder dat de draad op de rollen gaat glijden. Wanneer de draad echter tegen het te lassen werkstuk aankomt moeten de rollers kunnen
glijden op het draad, zonder dat het draad gaat kronkelen wanneer het uit de draadaanvoer komt. Bij gebruik van wat zachter draad, zoals aluminium,
koperlegeringen of gevuld draad, moet de druk op de rollen matig zijn, om zo de sectie van het draad niet te vervormen of een te hoge aandrijving
te verkrijgen. Geef de voorkeur aan instelling 2.
AUTOFEED 450
100 A
16 mm² (6 AWG)
35 mm² (2 AWG)
25 mm² (4 AWG)
50 mm² (1 AWG)
35 mm² (2 AWG)
70 mm² (2/0 AWG)
50 mm² (1 AWG)
95 mm² (3/0 AWG)
Type E - Ø 30 mm - (1.2 in)
X
X
X
X
X
X
X
X
Afkoeling
Lengte
5m (16 ft)
LUCHT
10m (32 ft)
15m (48 ft)
LUCHT
20m (64 ft)
Lasstroom
200 A
300 A
50 mm² (1 AWG)
70 mm² (2/0 AWG)
95 mm² (3/0 AWG)
2 x 70 mm² (2 x 2/0 AWG)
Type C - Ø 37 mm - (1.45 in)
47
Sectie
Ø 95mm²
(3/0 AWG)
Ø 95mm²
(3/0 AWG)
400 A
70 mm² (2/0 AWG)
95 mm² (3/0 AWG)
2 x 70 mm² (2 x 2/0 AWG)
2 x 95 mm² (2 x 3/0 AWG)
-
X
X
-
-
-
-
X
-
-
X
NL
-
X
X
X
X
X
-