Legenda symbolen/componenten op elektrisch schema
Temperatuur aanvoerwater
Instrument ketelstatus/Watertemperatuur
Circulatiepomp water van de installatie
Remote inschakelvrijgave
Externe veiligheidsvrijgave
Ruimtethermostaat
Inschakelknop verwarmingsketel
6.5 Opmerkingen over de aansluitingen
De standaard voedingskabel van het paneel, van
het type FG7 RN-F 3G1,5, is reeds op het klem-
menbord aangesloten. Zorg ervoor dat in geval
van vervanging een geschikte kabel wordt
gebruikt die aan de geldende normen voldoet. De
voeding van de brander wordt direct van het
klemmenbord afgenomen in geval van eenfase-
voeding en een maximaal stroomverbruik van 3A.
7. PRONCIPESCHEMA - INSTALLATIE VOOR
CENTRALE VERWARMING EN TAPWATER
(Fig. 18)
De keuze en installatie van de componenten
van de installatie valt onder de bevoegdheid van
de installateur, die moet werken volgens de
regels van goede techniek en de geldende wet-
geving. Bij installaties die worden geladen met
antivriesmiddel is het gebruik van waterafslui-
ters vereist. Denk eraan dat het schema van
Fig. 18 een principeschema is. In het geval van
afwijkende installaties, wordt u verzocht contact
op te nemen met onze After-Sales Service, die
u alle vereiste elementen zal verschaffen.
8. INBEDRIJFSTELLING
8.1 Voorafgaande controles
Nadat de aansluiting van water, elektra en
brandstof op de verwarmingsketel zijn voltooid,
voor het opstarten controleren of:
- Het expansievat en de veiligheidsklep (indien
vereist) correct zijn aangesloten en niet afge-
sloten kunnen worden.
- De voelers van de bedrijfs-, veiligheids- en mini-
mumthermostaten en van de thermometer goed
in de betreffende hulzen zijn aangebracht.
- De turbulatoren in alle vlampijpen zijn aangebracht.
De voeding van de circulatiepomp voor het water
van de installatie wordt direct van het klemmen-
bord afgenomen, in geval van eenfasevoeding en
een maximaal stroomverbruik van 3A. Indien de
brander of de circulatiepomp een hoger stroom-
verbruik hebben dan voorzien of een draai-
stroomvoeding, moeten vermogensrelais gebruikt
worden die gekoppeld worden aan de uitgangen
op het klemmenbord. De remote inschakelvrijga-
Legenda
A Aanvoer installatie
B Retour installatie
1 Verwarmingssysteem
2 Brander compleet met afsluit- en regelkleppen
3 Boiler
4 Verzamelleidingen installatie
5 Afsluitkleppen
6 Circulatiepomp
7 Terugslagkleppen
8 Expansievat installatie
9 Automatische ontluchtingsklep
10 Veiligheidsklep
11 Onthardingsfilter
12 Vullen installatie
13 Afsluitklep brandstof
- De installatie met water gevuld en volledig
ontlucht is.
- De pomp of de pompen goed werken.
- De aansluitingen van water, elektra, veiligheid-
sinrichtingen en brandstof zijn uitgevoerd in
overeenstemming met de nationaal en lokaal
geldende voorschriften.
- De brander is geïnstalleerd volgens de instruc-
ties in de handleiding van de fabrikant.
- De netspanning en frequentie overeenkomen
met de brander en de elektrische uitrusting
van de verwarmingsketel.
- 71 -
Schakelaar brander
Schakelaar circulatiepomp
Testknop
Thermostaat 1
e
stadium brander
Thermostaat 2
e
stadium brander
Veiligheidsthermostaat verwarmingsketel
ve geeft de verwarmingsketel de mogelijkheid om
op afstand te worden ingeschakeld. Moet worden
doorverbonden indien niet gebruikt. De externe
veiligheidsvrijgave van de verwarmingsketel biedt
een aanvullend contact voor het uitschakelen van
de brander. Moet worden doorverbonden indien
niet gebruikt. Het contact voor de ruimtethermo-
staat werkt alleen op de watercirculatiepomp.
Moet worden doorverbonden indien niet gebruikt.
14 Stabilisator gasdruk
15 Manuele afsluitklep
16 Gasfilter
17 Trillingdempende koppeling
18 Pomp
19 Manometer
20 Veiligheidsthermostaat
21 Regelthermostaat
22 Driewegkraan
23 Drukschakelaar met manuele reset
24 Debietregelaar
25 Regelthermostaat
26 Thermostaat met manuele reset
27 Houder temperatuursensor
28 Temperatuurregelklep
- De installatie in staat is de hoeveelheid warm-
te die geproduceerd zal worden te absorberen.
- De recirculatiepomp is geïnstalleerd zoals
beschreven in par. 5.5.5.
8.2 Eerste ontsteking
Nadat de in de vorige paragraaf genoemde con-
troles positief resultaat hebben gegeven, kan de
brander voor het eerst worden ontstoken; dit
moet worden uitgevoerd door een bevoegd
technicus die door de fabrikant van de brander
is erkend. De technicus heeft de volledige
verantwoordelijkheid met betrekking tot het
NL