Netwerkconfiguratie
Eerste netwerk configuratie
Na alle apparaten, warmtepompen en gebruikersinterfaces
in het systeem te hebben geïnstalleerd, volgt u deze
stappen voor de eerste netwerkconfiguratie.
Het wordt streng aanbevolen om alle serienummers van de
kaarten en gebruikersinterfaces en de betreffende positie
in het systeem tijdens de installatiefase te noteren. De
serienummer posities worden getoond in fig. 14:
A Comfort Module
B Warmtepomp 30AWH
C Gebruikersinterface
Een voorbeeld van een mogelijke tabel, zie schema in fig.
13, om alle adressen en serienummers te registreren wordt
hieronder gegeven:
Serie-
Adres Apparaat
nummer
AAAAAA
10
Master kaart
BBBBBB
85
Gebruikersinterface
CCCCCC
87
Gebruikersinterface
DDDDDD
21
Slave kaart
EEEEEE
86
Gebruikersinterface
XXXXXX
2
Warmtepomp
Deze instructies zijn gemaakt voor een systeem met
meerdere aangesloten kaarten en apparaten, maar ze kunnen
ook voor kleine systemen worden gebruikt.
Zie paragraaf "Variabelentabel" voor de instructie om naar
binnen te gaan en te wijzigen.
Volg deze step met gebruik van de master
gebruikersinterface.
1. Ga de Variabelentabel in, gebruik daartoe toets
naar Par. 121 en druk op .
2. Stel de waarde van Par. 121 op 1 in en druk op .
3. Druk opnieuw op
en stel de waarde van Par. 121 op 7
in, en druk op .
4. Druk opnieuw op
en stel de waarde van Par. 121 op 2
in, en druk op .
5. Druk opnieuw op
en stel de waarde van Par. 121 op 5
in, en druk op .
6. Druk opnieuw op
en stel de waarde van Par. 121 op 6
in, en druk op
Het nummer 0 kan worden getoond als
de zelf-adressering geen fout heeft.
7. Ga naar Par. 122 en controleer of het aantal getelde
apparaten klopt (vaste-snelheid Carrier warmtepomp
en droog contact warmtepomp worden niet geteld) Als
het aantal niet klopt, controleer dan alle aansluitingen en
herhaal vanaf punt 1.
8. Verbind deze gebruikersinterface met de master kaart.
Nu wordt deze interface de master gebruikersinterface.
I. Controleer in Par. 128 het aan deze gebruikersinterface
toegekende adres, en verlaat de variabelentabel door op
te drukken.
II. Druk gedurende meer dan 5 seconden op
adres 10 (default voor master kaarten), druk vervolgens
op
.
III. Controleer of de gekozen zone is 1 (pictogram zone
moet 1
aangeven). Klik anders op
166 80HMA
9. Controleer of de toegekende adressen overeenstemmen
Opm.
Master
gebruikersinterface
Gebruikersinterface
10. Controleer of de toegekende adressen en de
zone 2
Kaart voor 2 zones
Gebruikersinterface
zone 1
, ga
11. Controleer of de toegekende adressen en de
12. Verlaat de variabelentabel door op
en kies
om het
als 1 in te stellen. Master Gebruikersinterface is the
Zone 1 gebruikersinterface van de master kaart
(adres 10). Herhaal deze stap door zone 2 te kiezen
om een tweede gebruikersinterface op de master
kaart aan te sluiten.
IV. Ga de variabelentabel in en verander Par. 126 naar
de waarde afgelezen in Par. 128 in stap I.
met de serienummers van alle gebruikersinterfaces (als
meer dan 1 gebruikersinterface is aangesloten):
I. Druk gedurende meer dan 5 seconden op
druk
.
Druk daarna opnieuw gedurende meer dan 5
seconden op
en kies adres 85. Druk op
II. Controleer in de variabelentabel de Par. 123. Het
geeft het serienummer van de kaart met adres 85.
III. Registreer dit adres en serienummer.
IV. Verlaat de variabelentabel en herhaal vanaf stap
9.I, met oplopend adres, voor alle aangesloten
gebruikersinterfaces.
serienummers overeenkomen van alle slave boards (als
er meer dan 1 slave kaart is aangesloten), en verbind ze
met de betreffende gebruikersinterface:
I. Druk gedurende meer dan 5 seconden op
druk
.
Druk daarna opnieuw gedurende meer dan 5
seconden op
en kies adres 21. Druk op
II. Gebruik
om naar zone 1
III. Controleer in de variabelentabel de Par. 123. Het
geeft het serienummer van de kaart met adres 21.
IV. Registreer dit adres en serienummer.
V. Stel in Par. 126 het adres in van de
gebruikersinterface die op deze kaarten en zone
moet worden aangesloten. Kies 0 als er geen
gebruikersinterface is aangesloten.
VI. Als de geadresseerde slave kaart een 2-zonekaart is,
verlaat dan de variabelentabel, kies zone 2 met
en herhaal vanaf stap 10.V.
VII. In het geval van meer dan één Slave kaart, herhaal
vanaf stap 10.I, kies uit de 22 beschikbare adressen,
totdat u alle aangesloten slave kaarten hebt
doorgenomen.
serienummers overeenkomen van alle 30AWH
warmtepompen (als er meer dan één 30AWH wordt
gebruikt)
I. Druk gedurende meer dan 5 seconden op
druk
. Druk daarna opnieuw gedurende meer
dan 5 seconden op
II. Controleer Par. 123. Het geeft het serienummer van
de kaart met adres 2.
III. Registreer dit adres en serienummer.
IV. Herhaal vanaf stap 11.I, met oplopend adres, voor
alle geïnstalleerde 30AWh's.
en
.
en
.
te schakelen.
en
en kies adres 2. Druk op
te drukken.
,
.