Calista 1 V 35 BN, code 026 490
Elektrische aansluitingen
2.8
De elektrische aansluiting moet uitgevoerd worden
volgens de voorschriften van het Algemene Reglement
voor de Elektrische Installaties (A.R.E.I.).
De elektrische aansluitingen zullen uitgevoerd worden
wanneer alle andere montageoperaties uitgevoerd zijn
(vasthechten, aansluiten,....enz.).
De elektrische uitrusting van de ketel moet op de
aarding aangesloten worden.
Het is aanbevolen van de elektrische installatie uit te
rusten met een differentiële bescherming van 30 mA
(fig. 14).
Een tweepolige schakelaar buiten de ketel voorzien.
De schakelaar die op het bedieningsbord staat ontslaat
niet van een reglementaire generale schakelaar op de
installatie te plaatsen.
Toegang tot de klemmenstrook:
-
Het deksel van de ketel verwijderen.
-
Het bedieningsbord omkantelen.
De aansluitingen uitvoeren volgens de schema's fig 16
en 17.
De kabels voor stroomvoeding, en circulatiepomp langs
de draaddoorgangsgaten op het achterste van de ketel
binnen laten komen.
Klemmenstrook brander (5 contacten)
•
U u r t e l l e r : k l e m m e n 4 ( B 4 ) , 1 ( n e u t r a a l ) e n
2 (Groen/geel).
Aansluitingsklemmen installateur (18 polige)
Omloop 1
•
Circulatiepomp verwarming: klemmen 7, 8 en 9.
•
Kamerthermostaat met werking op de circulatiepomp:
Klemmen 10 en 11. - Op voorhand de shunt (10-11)
verwijderen.
•
Kamerthermostaat met werking op de brander:
Klemmen 12 en 13 - Op voorhand de shunt (12-13)
verwijderen.
Omloop 2
•
Circulatiepomp verwarming: klemmen 14, 15 en 16.
•
Kamerthermostaat met werking op de circulatiepomp:
Klemmen 17 en 18. - Op voorhand de shunt (17-18)
verwijderen.
•
Veiligheid te weinig water: klemmen 4 en 5. Op
voorhand de shunt (4-5) verwijderen.
•
Voedingskabel: klem 1 (blauw), 2 (Groen/geel) en
3 (rood).
-
Gebruik een soepele kabel van 3 x 0,75 mm
van het type H05VV-F.
-
De draadklemmen gebruiken om iedere toevallige
uitschakeling te vermijden.
De aardingsdraad moet langer zijn tussen zijn
aansluitklem en de draadklem dan de 2 andere draden.
De draadklem kan in ook welke kant gebruikt worden
volgens het aantal of de dikte van de kabels.
12
2 3 0 V ~
N e u t r a a l
N
1
Figuur 14 - Differentiële bescherming
2
Figuur 15 - Toegang tot de klemmenstrook
2
minimum
. a z e
L
2
3
4
5
6
7
8
9 1 0 1 1 1 2 1 3 1 4
Gebruiksaanwijzing "1188"
1