h) Aandrijvings- en stuurfuncties testen
Controleer voor elke rit of de instellingen op de zender juist zijn en of het voertuig goed volgens de stuurcommando's
van de zender reageert.
• Stel de trimming voor de aandrijving (zie hoofdstuk 7, pos. 10) zo in dat de aandrijving niet beweegt wanneer de
hendel (13) wordt losgelaten.
• Stel de trimming voor de besturing (zie hoofdstuk 7, pos. 9) zo in dat de voorwielen recht staan wanneer het draaiwiel
(8) wordt losgelaten.
• Draai de dualrate-regelaar geheel naar rechts zodat de stuuruitslag op maximaal staat. Tijdens de rit kan de regelaar
geheel naar eigen wens worden versteld.
• Draai alle vier draaiknoppen „EPA-TH" en „EPA-ST" volledig naar rechts.
• Controleer of de besturing juist reageert op het draaiwiel (8). Als de reactie tegengesteld is (draaiwiel naar links,
stuuruitslag naar rechts), dan dient u de reverse-schakelaar (3) in de andere stand te zetten.
• Controleer of de aandrijving juist reageert op de hendel (13). Verwissel indien nodig het vooruit/achteruitrijden met
de reverse-schakelaar (4). Raadpleeg ook hoofdstuk 9. j).
• Met de draaiknop „EPA-ST" kan nu de maximale stuuruitslag naar links of naar rechts worden bijgesteld. Zoals
reeds beschreven in hoofdstuk 7, dient de maximale stuuruitslag van de servo exact aan de eindaanslag van het
stuurmechanisme te worden aangepast. Hierdoor wordt de transmissie in de servo ontlast en bovendien wordt zo
stroom bespaard.
i) Carrosserie opzetten en bevestigen
Geleid het antennebuisje vanaf de onderzijde van de carrosserie door de betreffende opening. Indien er nog geen
opening is, kan deze eenvoudig met het juiste gereedschap op de betreffende plaats worden gemaakt.
Plaats nu de carrosserie op de houders en beveilig deze met de in het begin verwijderde borgklemmen.
Uw voertuig is nu klaar voor de eerste proefrit.
76