1. Gebruikshandleiding
Beschrijving van het toestel
Het toestel is bestemd voor gebruik in een
huishoudelijke omgeving. Het kan veilig wor-
den bediend door personen die daarover niet
geïnstrueerd zijn. Het toestel kan eventueel
ook buiten een huishouden gebruikt worden,
bijv. in het kleinbedrijf, voor zover het op de-
zelfde wijze gebruikt wordt.
-
Microcomputer-gestuurde klimaatconsole in
kofferformaat
-
Het toestel is bedoeld voor de functie
"koelen/verwarmen".
-
De bediening gebeurt met het
bedieningspaneel in het toestel. Het
bedieningspaneel kan ook buiten het toestel
worden gemonteerd.
Verwarmingswerking
Via de warmtewisselaar wordt warmte afgegeven
aan de kamerlucht. Door de ventilator met
drie snelheden wordt de kamerlucht constant
gecirculeerd en door de ingebouwde filter
gereinigd. Door de luchtcirculatie wordt een
aangename temperatuurverdeling in de kamer
gerealiseerd.
Koelwerking
Via de warmtewisselaar wordt warmte onttrokken
aan de kamerlucht en via het leidingsysteem
naar de koudwatergenerator gevoerd. Daardoor
kan er soms condenswater ontstaan op de
warmtewisselaar binnenin het toestel, dat via de
condensaatleiding wordt afgevoerd.
Bediening
Het bedieningspaneel is toegankelijk door de klep
rechts te openen. Het bedieningspaneel kan indien
gewenst ook buiten het toestel worden gebruikt als
vast gemonteerde kabelafstandsbediening.
Met de toetsen van het bedieningspaneel kan de
werkwijze, de gewenste kamertemperatuur en de
ventilatorsnelheid worden ingesteld. Alle waarden
worden weergegeven op het LCD-scherm.
Met de toets (A-3) wordt het toestel in- of
uitgeschakeld.
De nominale temperatuur wordt ingesteld met de
toetsen (A-7 en A-8).
De gewenste ventilatorsnelheid wordt ingesteld
met de toets (A-6). Er zijn 3 ventilatorsnelheden
voorzien, die met de linker balk worden
aangegeven. Er is ook een AUTOMATISCHE
functie voorzien, waarbij de elektronica de
ventilatorsnelheid bepaalt.
Door verschillende keren op de MODE-toets (A-4) te
drukken, wordt de gewenste werkwijze ingesteld en
aangegeven op de bovenste regel van het scherm.
(voor de gebruiker en de vakman)
A
1
2
3
4
5
6
9
1
Status-LED (groen)
- LED uit:
toestel uitgeschakeld
- LED aan:
toestel ingeschakeld
- LED knippert: alarm
(bijv. condensaatpomp) of
"kamer niet bezet"
(kamersensor defect)
2
LDC-scherm
3
ON/OFF-toets
Volgende werkwijzen zijn mogelijk:
Ventileren
Koelen
Verwarmen
Automatische werking
In automatische werking kiest het toestel zelf
de werkwijze en de ventilatorsnelheid om de
gewenste kamertemperatuur te bereiken.
Als signalen van het bedieningsgedeelte
worden doorgestuurd naar de interne
elektronica, knippert het symbool signaal
zenden
gedurende korte tijd.
De actuele kamertemperatuur wordt
aangegeven door op de
drukken. Door nogmaals op deze toets te
drukken, wordt de ingestelde nominale
MODE
4
MODE-toets
5
HAUS-toets (weergave
kamertemperatuur)
6
Ventilatortoets
7
Temperatuur verhogen
8
Temperatuur verlagen
9
Toetsblokkering
temperatuur weer aangegeven. Het toestel
werkt verder in de voordien ingestelde
werkwijze.
Door op de toets (A-9) te drukken wordt de
toetsblokkering geactiveerd of opgeheven.
Als de toetsblokkering geactiveerd is,
wordt het symbool signaal zenden constant
weergegeven.
Opmerking:
De beschikbaarheid van de werkwijzen is
afhankelijk van het soort en de uitrusting
van de aangesloten koudwatergenerator of
warmtepomp en van de codering en uitrusting
van de interne elektronica.
- toets te
7
8
27