OPMERKING: Een gewone voltmeter is niet geschikt voor het controleren van de span-
ning! Daarvoor bestaan speciale controleapparaten voor elektrische omheiningen!
Als uw apparaat correct werkt, schakelt u het uit, trekt u vervolgens de stekker uit het
stopcontact en sluit u uw omheining aan. Verbind de aardingsaansluiting (4, aardings-
symbool, zwarte aansluiting) met uw aardpaal. Voor de aansluiting adviseren wij kabels
met M8-aansluitogen. De aardpennen moeten tenminste 50 cm lang zijn. Hoe beter de
aarding, des te eff ectiever is de stroomimpuls aan de omheining.
Sluit de omheining (5, symbool bliksemfl its, rode aansluiting) met de bijbehorende
aansluitkabel op de omheining aan. Let er bij de montage van aarding en omheining op,
dat de aansluitingen stevig worden vastgedraaid.
OPMERKING: Om schade door blikseminslag te voorkomen, raden wij aan om een aard-
lekschakelaar (A) en bliksembeveiliging (B) te gebruiken, bijv. art.-nr. 44880 en 48015.
A
B
DE
4. AARDING:
De correcte aarding van de omheining is uiterst belangrijk! Alleen dan werkt uw
apparaat optimaal en behaalt het zijn volledige vermogen. Kies voor de aarding indien
mogelijk een vochtige en begroeide plek. Als aardpennen dienen verzinkte metalen
pennen met een minimumlengte van 50 cm (bijv. art.-nr. 44214 of 44219). Op droge
ondergrond en bij langere omheiningen plaatst u meer aardpennen met een tussen-
afstand van ongeveer 2 - 3 m om de aarding te verbeteren. Als verbindingskabel tussen
de aardpennen raden wij art.-nr. 33615 aan. Als u voor optimale aarding zorgt, behaalt
de VOSS.PET fenci zijn volledige vermogen en bereikt u de best mogelijke beveiliging
aan de omheining.
TIP: Wij adviseren om bij een slecht geleidende ondergrond 2 tot 3 extra aardpennen
met een tussenafstand van 2 - 3 m te plaatsen. De geleiding is minder goed bij een erg
droge of stenige ondergrond.
OPMERKING:
Kies een geschikte plaats voor uw aardingssysteem. Uw aardingssysteem moet:
• tenminste 10 m verwijderd zijn van andere aardingssystemen, bijv. van de aarding
van uw huis, telefoon- of stroomkabels.
• uit de buurt van dieren of verkeersbewegingen zijn, omdat uw aarding door dieren of
mensen kan worden beschadigd.
• altijd voor u te bereiken zijn voor onderhoud.
Als u de aansluitingen binnen een gebouw aanlegt, moet u altijd gebruik maken van
geïsoleerde hoogspanningskabels.
5. DE PERFECTE OMHEINING
Ongeacht het geleidingsmateriaal van uw omheining moet u met een paar dingen
rekening houden, die voor een betere geleiding van uw omheining zorgen.
• Houdt de omheining vrij van begroeiing. Plaats de omheining niet door heggen en
voorkom dat takken of struiken de stroomkring kunnen sluiten. Daardoor wordt de
spanning op de omheining verminderd, waardoor de kracht van de stroomimpuls
mogelijk niet meer de gewenste waarde bereikt.
• Zorg ervoor dat het geleidingsmateriaal van uw omheining de grond niet raakt,
bijvoorbeeld doordat het doorhangt.
• Gebruik omheiningspalen alleen met isolatoren om het geleidingsmateriaal te
isoleren van de paal en de aarde. Zo voorkomt u dat er spanning verloren gaat en
zorgt u ervoor dat de gewenste stroomsterkte door het geleidingsmateriaal van
uw omheining vloeit.
Er bestaan passende accessoires voor de montage aan metalen palen of hekwerk.
UK
SE
NL
FR