3.
Zorg ervoor dat u altijd stevige steun voor de
voeten hebt. Controleer of er zich niemand onder
u bevindt wanneer u het gereedschap op een
hoge plaats gaat gebruiken.
4.
Houd het gereedschap stevig vast.
5.
Houd uw handen uit de buurt van roterende
onderdelen.
6.
Laat het gereedschap niet achter terwijl het nog
in bedrijf is. Laat het gereedschap alleen draaien
wanneer u het met beide handen vasthoudt.
7.
Raak de boor of het werkstuk niet aan onmiddel-
lijk na het gebruik; deze kunnen zeer heet zijn en
brandwonden veroorzaken.
BEWAAR DEZE VOORSCHRIFTEN.
BEDIENINGSVOORSCHRIFTEN
Installeren of verwijderen van de accu (Fig. 1)
• Schakel het gereedschap altijd uit alvorens de accu te
installeren of te verwijderen.
• Om de accu te verwijderen, trekt u het klemplaatje op
het gereedschap eruit en dan pakt u de accu aan beide
zijden vast om deze uit het gereedschap te verwijde-
ren.
• Om de accu te installeren, past u de rug op de accu in
de groef in de behuizing van het gereedschap, en dan
schuift u de accu naar binnen. Monteer het klemplaatje
weer op zijn plaats. Zorg ervoor dat het klemplaatje vol-
ledig gesloten is alvorens het gereedschap te gebrui-
ken.
• Als de accu moeilijk in de houder gaat, moet u niet pro-
beren hem met geweld erin te duwen. Indien de accu
er niet gemakkelijk ingaat, betekent dit dat u hem niet
op de juiste wijze erin steekt.
Installeren of verwijderen van de schroefbit of
boor (Fig. 2)
Belangrijk:
Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld en
de accu is verwijderd alvorens de boor te installeren of te
verwijderen.
Houd de ring vast en draai de bus naar links om de klau-
wen van de boorkop te openen. Steek de boor zo ver
mogelijk in de boorkop. Houd daarna de ring weer stevig
vast en draai de bus naar rechts om de boorkop vast te
zetten.
Om de boor te verwijderen, houdt u de ring vast en draait
u de bus naar links.
Werking van de trekschakelaar (Fig. 3)
LET OP:
Alvorens de accu in het gereedschap te plaatsen, moet u
altijd controleren of de trekschakelaar juist werkt en bij
het loslaten naar de "OFF" positie terugkeert.
Om het gereedschap in te schakelen, drukt u gewoon de
trekschakelaar in. Hoe dieper de trekschakelaar wordt
ingedrukt, hoe sneller het gereedschap draait. Om het
gereedschap uit te schakelen, de trekschakelaar losla-
ten.
18
Werking van de omkeerschakelaar (Fig. 3)
LET OP:
• Controleer altijd de draairichting alvorens het gereed-
schap te gebruiken.
• Verander de stand van de omkeerschakelaar alleen
nadat het gereedschap volledig tot stilstand is geko-
men. Indien u de draairichting verandert terwijl de boor
nog draait, kan het gereedschap beschadigd raken.
Beweeg de omkeerschakelaar naar de A positie voor
rechtse draairichting, en naar de B positie voor linkse
draairichting. Wanneer de omkeerschakelaar in de neu-
trale positie staat, zal het gereedschap niet starten zelfs
wanneer u de trekschakelaar indrukt.
Veranderen van het toerental (Fig. 4)
Om het toerental te veranderen, schakelt u eerst het
gereedschap uit en dan schuift u de toerentalschakelaar
naar de "II" zijde voor hoog toerental, of naar de "I" zijde
voor laag toerental. Zorg ervoor dat de toerentalschake-
laar in de juiste stand staat alvorens met het werk te
beginnen. Gebruik het toerental dat geschikt is voor uw
werk.
LET OP:
• Schuif de toerentalschakelaar altijd volledig naar de
juiste positie. Als u het gereedschap gebruikt met de
toerentalschakelaar halverwege tussen de "I" en
"II" posities, kan het gereedschap beschadigd raken.
• Verschuif de toerentalschakelaar niet terwijl het
gereedschap draait. Hierdoor kan het gereedschap
beschadigd raken.
Instellen van het draaimoment (Fig. 5)
Het draaimoment kan worden ingesteld in 17 stappen
door de stelring zodanig te draaien dat zijn schaalverde-
lingen overeenkomen met de wijzer op het huis van het
gereedschap. Het draaimoment is minimaal wanneer het
cijfer 1 met de wijzer overeenkomt, en is maximaal wan-
A
neer de
markering met de wijzer overeenkomt.
Wanneer de stelring op een cijfer van 1 tot 16 is inge-
steld, zal de koppeling bij verschillende draaimomentni-
veaus slippen. De koppeling is ontworpen om niet te
A
slippen bij de
markering.
Alvorens met het eigenlijke werk te beginnen, moet u het
geschikte draaimoment bepalen door een proefschroef in
uw werkstuk of in een ander stuk van hetzelfde materiaal
te schroeven.
OPMERKING:
• De stelring vergrendelt niet wanneer de wijzer zich hal-
verwege tussen de schaalverdelingen bevindt.
• Gebruik het gereedschap niet met de stelring ingesteld
tussen het cijfer 16 en de
gereedschap beschadigd raken.
A
markering. Hierdoor kan het