Verwijder het stof enkel met een droge, zachte doek.
Gebruik zeker geen chemicaliën of water.
In geval van ongeoorloofd of verkeerd gebruik, fou-
tieve aansluiting of van herstelling door een niet-
gekwalificeerd persoon vervalt de garantie bij even-
tuele schade.
Wanneer het mengpaneel en de netadapter defini-
tief uit bedrijf worden genomen, bezorg ze dan voor
milieuvriendelijke verwerking aan een plaatselijk
recyclagebedrijf.
4 Het toestel aansluiten
Schakel het mengpaneel uit, alvorens toestellen aan
te sluiten resp. bestaande aansluitingen te wijzigen.
1) Sluit de stereogeluidsbronnen aan op de overeen-
komstige ingangsjacks van de kanalen 1 en 2 (witte
jack LEFT = linker kanaal; rode jack RIGHT = rech-
ter kanaal):
- apparatuur met lijnniveau-uitgang (b.v. minidisk-
recorder, CD-speler, cassettedeck) op de jacks
LINE (20);
- platenspelers met magnetische cel op de jacks
PHONO (21). Verbind de massa-aansluitingen
van de platenspelers met de klemschroef GND
(22).
2) Sluit een DJ-microfoon aan op de linker 6,3 mm-
jack (14) aan de voorzijde van het mengpaneel.
3) Sluit de versterker aan op de uitgang AMP (19).
4) Indien u geluidsopnames wenst te maken, sluit u
het opnametoestel aan op de uitgang REC (18).
5) De kanalen 1 en 2 kunnen via een stereohoofdtele-
foon (impedantie ≥ 8 Ω) vóór de schuifregelaars (9)
worden beluisterd (zie hoofdstuk 5.5 "De kanalen
voorbeluisteren"). Sluit een hoofdtelefoon aan op
de rechter 6,3 mm-jack (16) aan de voorzijde van
het mengpaneel.
6) Verbind ten slotte de stekker van het netsnoer met
de laagspanningsjack (17) en plug hem in een
stopcontact (230 V~/50 Hz).
5 Werking
Plaats de kanaalregelaars (9) en de niveauregelaar
voor de microfoon (1) in de minimumstand, alvorens
in te schakelen. Zo vermijdt u inschakelploppen. Scha-
kel vervolgens met de POWER-schakelaar (2) het
mengpaneel in. Bij ingeschakeld mengpaneel licht de
POWER-LED boven het mengpaneel op. Schakel ver-
volgens de aangesloten apparatuur in.
Schakel het mengpaneel na gebruik weer uit met
de POWER-schakelaar. Wanneer u het mengpaneel
langere tijd niet gebruikt, trek dan de netadapter uit het
stopcontact, omdat deze zelfs bij uitgeschakeld meng-
paneel toch een geringe hoeveelheid stroom verbruikt.
5.1 Basisinstelling van de kanalen 1 en 2
Om de kanalen 1 en 2 optimaal uit te sturen, plaatst u
de regelaars GAIN (5) en de klankregelaars (6 en 7)
eerst in de middelste stand en gebruikt u voor de
crossfader (11) de volgende basisinstellingen: Draai
de regelaar C.F. CURVE (15) helemaal naar links in de
stand "N". Klik de schakelaar Reverse (12) in de linker
stand; de LED boven de schakelaar licht nu groen op.
(Meer informatie over de crossfaderinstellingen vindt u
in hoofdstuk 5.3.)
1) Met de ingangskeuzeschakelaars (4) voor de kana-
len 1 en 2 selecteert u de betreffende signaalbron-
nen: ofwel het apparaat op de ingang LINE (20) van
het kanaal of het apparaat op de ingang PHONO
(21).
2) Om kanaal 1 uit te sturen, schuift u de crossfader
(11) helemaal naar links.
3) Stuur een geluidssignaal (testsignaal of muziek-
fragment) naar kanaal 1 en regel het kanaalniveau
uit met de schuifregelaar (9) van kanaal 1 aan de
hand van de LED-niveauweergave (3). In principe
wordt een optimale uitsturing bereikt, wanneer de
niveauweergave bij gemiddeld luide passages
waarden in het bereik van 0 dB aanduidt. Indien het
uitgangsniveau voor het nageschakelde apparaat
echter te hoog of te laag is, dan moet het kanaal-
signaal overeenkomstig lager of hoger worden uit-
gestuurd.
4) De schuifregelaar moet na de niveauregeling op
2
ca.
/
van de maximumwaarde staan. Indien de
3
schuifregelaar bijna in de minimum- of maximum-
stand staat, dient het niveau ingesteld te worden
door de ingangsversterking af te regelen: Draai de
regelaar GAIN (5) van het kanaal overeenkomstig
dicht resp. open (indien nodig, kan de regelaar
GAIN ook helemaal in de stand "MIN" resp. "MAX"
worden gedraaid).
5) Stel met de regelaar hoge tonen (6) en lage tonen
(7) de gewenste klank in: De hoge en lage tonen
zijn regelbaar met ten hoogste ca. ±15 dB. In de
middelste stand wordt de frequentie van het signaal
niet beïnvloed.
Opmerking: De instellingen van de klank beïnvloe-
den het niveau. Controleer daarom na
een klankregeling het kanaalniveau
aan de hand van de niveauweergave
en corrigeer indien nodig.
6) Stel met de schakelaar CURVE (8) van het ka-
naal 1 de gewenste karakteristiek van de schuifre-
gelaar voor kanaal 1 in:
Stand "SMOOTH": zacht in-/uitmengen
(normale instelling)
langzame, geleidelijke niveaustijging/-daling, wan-
neer de kanaalregelaar (9) over het volledige
regelbereik wordt geschoven
Stand "FAST": hard in-/uitmengen
snelle, abrupte niveaustijging /-daling, wanneer
de kanaalregelaar (9) in het onderste derde van
het regelbereik wordt geschoven
Stand "FLAT": hard in-/uitmengen
snelle, abrupte niveaustijging/-daling, wanneer
de kanaalregelaar (9) in het bovenste derde van
het regelbereik wordt geschoven
7) Om kanaal 2 uit te sturen, schuift u de crossfader
(11) helemaal naar rechts en voert u dezelfde stap-
pen uit als bij de instelling van kanaal 1.
NL
B
17